‏ Jeremiah 45:3

De klacht van Baruch

Jeremia krijgt een boodschap van de HEERE die voor “Baruch, de zoon van Neria” bestemd is (Jr 45:1-2). Het is een aanhangsel bij Jeremia 36, waarop dit hoofdstuk chronologisch volgt. De boodschap die Jeremia krijgt, is tot hem gekomen in de tijd dat Baruch de woorden uit zijn mond op een boekrol schrijft (Jr 36:4). Dat is ongeveer twintig jaar eerder dan de tijd van Jeremia 44. Baruch heeft kort na het schrijven van de boekrol die ook twee keer voorgelezen, eerst voor het volk en daarna nog een keer voor de vorsten (Jr 36:10; 14-15).

We zijn even terug “in het vierde jaar van Jojakim”. De naam van Jojakim herinnert eraan hoe hij tijdens het voorlezen van de boekrol steeds het voorgelezen stuk er schaamteloos af heeft gesneden en in het vuur heeft geworpen (Jr 36:21-23). Ook de naam van “Josia” wordt genoemd, de naam die herinnert aan de hervormingen die deze Godvrezende koning heeft doorgevoerd, maar die door zijn goddeloze zoon Jojakim weer ongedaan zijn gemaakt.

Hoewel de boodschap twintig jaar eerder is gekomen, plaatst Baruch deze helemaal aan het einde van het boek, dat wil zeggen als alles in puin ligt. De HEERE weet wat Baruch zegt, terwijl hij schrijft. Hij spreekt het “wee mij” over zichzelf uit vanwege de slechte behandeling die hij ondergaat (Jr 45:3).

Die slechte behandeling dankt hij aan het feit dat hij de secretaris en bondgenoot van Jeremia is. Hij deelt in wat het volk Jeremia aandoet. Daarvan geeft hij de HEERE de schuld, want Die heeft hem dat aangedaan en aan zijn leed nog meer verdriet toegevoegd (vgl. Ru 1:20-21). Hij zit er helemaal doorheen en ziet het niet meer zitten. Er is voor hem nergens rust te vinden.

Dit gevoel kan ook ons overvallen als we een zaak niet kunnen overgeven aan de Heer. Als we ons buigen onder Zijn juk, vinden we rust voor onze zielen te midden van alle onrust om ons heen (Mt 11:29). Er zijn enkele manieren waarop we onze rust kunnen verliezen. Dat gebeurt

1. als we in onszelf zoeken wat alleen in Christus kan worden gevonden;

2. als we in de schepping zoeken wat alleen in de Schepper kan worden gevonden;

3. als we op aarde zoeken wat alleen in de hemel kan worden gevonden.

Copyright information for DutKingComments