Jeremiah 48:25

De val van Moab

De vijand is gekomen en heeft Moab verwoest (Jr 48:20). Al hun snoeverij is verdwenen. Daar staan ze, beschaamd en ontsteld. Er blijft niets anders over dan weeklagen en het uit te schreeuwen. Ja, het oordeel is gekomen, geen stad is gespaard gebleven (Jr 48:21-24). Overal waar ze kijken, zo ver als ze kunnen zien en ook dichtbij, heeft het oordeel alle steden van Moab getroffen. Hun kracht, waarvan de hoorn en de arm een beeld zijn, is verdwenen (Jr 48:25). De hoorn is afgehakt en de arm gebroken.

Moab is er ellendig aan toe. Niet alleen de kracht is weg, ook het aanzien is verdwenen (Jr 48:26). Dat komt ervan als iemand zich groot maakt tegen de HEERE. Zo iemand is de weg kwijt. Hij weet niet meer waar hij heen gaat en weet ook niet meer wat hij doet. Moab zwalkt als een dronkenman over de weg en valt neer en kotst. Hij heeft zijn welvaart uitgekotst en speelt nu met zijn braaksel. Hij maakt zichzelf belachelijk.

Moab wordt eraan herinnerd dat hij Israël ook heeft uitgelachen (Jr 48:27). Nu wordt hij gemeten met de maat waarmee hij heeft gemeten. Israël is toch niet aangetroffen onder dieven die hun land hebben genomen? De HEERE heeft Zijn volk vroeger verboden het land van Moab, dat veroverd is door de Amorieten, in bezit te nemen. Maar omdat de Amorieten de Israëlieten de vrije doortocht hebben geweigerd, hebben ze het Overjordaanse in bezit genomen (Nm 21:21-35). Hun gelach is volkomen ongegrond.

De Moabieten krijgen het advies om de steden te verlaten en zich in de rotsen te gaan verschuilen (Jr 48:28). Als ze zich als een duif in de opening van een rotsspleet nestelen, zullen ze misschien aan het zwaard van de vijand ontkomen.

Copyright information for DutKingComments