‏ Jeremiah 51:7

De wraak van de HEERE op Babel

Dit hoofdstuk vervolgt de beschrijving van het oordeel over Babel die in het vorige hoofdstuk is begonnen. De HEERE gebruikt alle mogelijke voorbeelden en woorden om te laten weten hoezeer Hij op Babel vertoornd is en wat Hij het zal aandoen. Nu spreekt Hij over een wind die Hij zal opwekken, een wind die te gronde richt (Jr 51:1). Die wind komt “tegen Babel en tegen de inwoners van Leb-Kamai”. “Leb-Kamai” is Hebreeuws voor ‘hart van hen die tegen Mij opstaan’. Met wind kan ook geest worden bedoeld. Hij zal in Babel een boze geest geven die hen in het verderf zal storten.

Er komen wanners op Babel af, vijanden die al het kostbare uit het land zullen weghalen, terwijl ze laten liggen wat waardeloos is (Jr 51:2). Wannen staat ook in verbinding met de wind van Jr 51:1. Wannen gebeurt door de wind. De wind neemt dan wel het waardeloze mee en verstrooit het, terwijl wat kostbaar is, achterblijft. De vijand zal het volk als waardeloos verstrooien en zich de schatten toe-eigenen.

Hoewel de Babyloniërs met boog en pantser klaarstaan om zich te verdedigen, zal alle tegenstand meedogenloos worden neergeslagen (Jr 51:3). De jongemannen worden niet gespaard en heel het leger van Babel wordt met de ban geslagen. De dode lichamen liggen overal op het land en in de straten van de steden (Jr 51:4).

De HEERE is ook vertoornd op Israël en Juda, maar over hen zal Hij Zich ontfermen (Jr 51:5). Hun land is vol van schuld, de HEERE ziet dat terdege, maar toch zal Hij aan dat volk geen einde maken, juist omdat Hij “de Heilige van Israël” is. Jesaja gebruikt deze Naam voor de HEERE vijfentwintig keer. Jeremia gebruikt die Naam hier voor de tweede en laatste keer (Jr 50:29), beide keren in verbinding met het oordeel over Babel. Daarom roept Hij Zijn volk op uit Babel weg te vluchten en niet mee verdelgd te worden in zijn ongerechtigheid (Jr 51:6; Jr 50:8). Babel krijgt van de HEERE het oordeel dat het verdient en de tijd daarvoor is nu gekomen.

Babel is door de HEERE gebruikt als een gouden beker, een beker met daarin de wijn van de grimmigheid van God (Jr 51:7). Nebukadnezar is het gouden hoofd (Dn 2:38), aan wie de HEERE gezag over alle volken gegeven heeft. Hij heeft Gods oordeel over de volken uitgevoerd. Elk volk heeft voor hem gebeefd. Maar aan zijn macht is een plotseling einde gekomen (Jr 51:8). Hij heeft zich op zijn eigen macht beroemd en geen rekening gehouden met de HEERE.

Er is wel getracht Babel weer te helen, te genezen. Babel heeft namelijk ook veel voordelen opgeleverd. Het is een goed land geweest om in te wonen. Dat men niet meer vrij is geweest, heeft geen grote rol gespeeld. De pogingen om Babel te genezen zijn echter tevergeefs gebleken (Jr 51:9). Daarom zegt iedereen het tegen elkaar dat ze de gelegenheid te baat moeten nemen en naar het eigen land moeten terugkeren. Het is zinloos er nog langer te blijven, want de situatie verslechtert in plaats van dat die verbetert.

Israël zal zich bewust worden dat de HEERE voor hen is opgekomen (Jr 51:10). Ze zijn zich bewust hoe de HEERE hen ziet naar Zijn raadsbesluit. Zij zeggen ook tegen elkaar naar hun land te gaan. Ze doen dat met de bedoeling om in Sion de daden van de HEERE, hun God te vertellen. Hierin ligt de les voor ons dat het goed is om, als de Heer ons uit een benauwde situatie heeft verlost, daarover te vertellen op de plaats waar Hij woont, de plaatselijke gemeente.

De HEERE roept Zijn instrument op de pijlen te scherpen en de pijlkokers te vullen (Jr 51:11). Hij wekt de geest van de koningen van Medië op tegen Babel. Dat past in Zijn plan om Babel te gronde te richten. Babel heeft Zijn tempel verwoest en daarvoor heeft het de wraak van de HEERE over zich afgeroepen. Hij zal weten tegen Wie hij zich heeft verheven.

De HEERE begint met het laten hijsen van de vlag, waarmee Hij aangeeft dat de overwinning is behaald nog voordat de oorlog is begonnen (Jr 51:12). Voor de strijd zelf geeft Hij bevelen om de bewaking te versterken, wachters op te stellen en hinderlagen te leggen. De zekerheid van de overwinning maakt niet overmoedig. Op deze manier zal Hij Zijn voornemen dat Hij heeft uitgesproken ook uitvoeren.

Babel woont aan grote wateren (Jr 51:13), dat wil zeggen dat hij over veel volken heerst (Op 17:15). Babel is ook rijk. Die rijkdom heeft hij verkregen door ongebreidelde hebzucht. Zijn macht en rijkdom zijn echter waardeloos als bescherming tegen Gods oordeel. Babel heeft het aan de HEERE van de legermachten te danken dat het zo talrijk is geworden als een zwerm treksprinkhanen, maar hij heeft alle roem daarvoor aan zichzelf gegeven. Daarom heeft de HEERE van de legermachten bij Zichzelf gezworen dat Hij hem zal oordelen (Jr 51:14). Dat zal een vreugderoep bij de onderdrukte volken teweegbrengen.

Copyright information for DutKingComments