Jeremiah 6:23

De verschrikking van de vijand

De HEERE voorzegt dat het afvallige volk zal worden overrompeld door een meedogenloos volk uit het noorden, dat is Babel (Jr 6:22-23). Zonder enig medelijden zullen ze dood en verderf om zich heen zaaien. De onstuimigheid waarmee ze komen aanstormen, lijkt op het bruisen van de zee, waarvan de ene golf op de andere volgt. Zo gaat het onophoudelijk door. Deze opeenvolging van golven is door geen enkele menselijke macht tegen te houden. Ze rijden op paarden, wat de snelheid van hun komst onderstreept. De mannen zijn opgesteld voor de strijd, wat aangeeft dat ze doelgericht te werk gaan. Het is allemaal gericht tegen “de dochter van Sion”, wat aangeeft dat Jeruzalem een begerenswaardig doelwit voor de aanstormende vijand is.

Alleen al het gerucht van de komst van deze vijand veroorzaakt paniek en verlamming, een totale ontzetting (Jr 6:24). Alle moed zinkt hun in de schoenen. De keel wordt door angst dichtgeknepen. Ze voelen zich als een barende vrouw. Er is veel smart die niet kan worden tegengehouden of ongedaan gemaakt kan worden. Vluchten heeft geen zin, want het zwaard van de vijand is overal (Jr 6:25). Waar men ook maar kijkt, overal zijn vijanden. Er is letterlijk “angst van rondom”.

In Jr 6:26 spreekt de HEERE tot Zijn volk. Hij roept op tot rouwen en een rouwklacht met het oog op de komst van de verwoester (vgl. Jn 3:8). Hun rouwklacht moet zo diepgaand zijn, als betrof het de dood van een enig kind. De smart over de dood van een kind is groot, de smart over een enig kind is uitermate groot omdat daarmee alle hoop op voortzetting van het geslacht verloren is gegaan. Daarom moet het ook “een zeer bittere rouwklacht” zijn. In deze diepe rouw vereenzelvigt Jeremia zich met zijn volk. Dat zien we aan het woord “ons”.

De HEERE sluit daarop aan (Jr 6:27). Hij heeft Jeremia aangesteld als iemand die geheel met het volk vereenzelvigd is om het te keuren. Zijn omgang met de HEERE stelt hem in staat de weg van het volk te kennen en te beproeven, zoals de HEERE die kent. Dat veronderstelt zorgvuldig en soms langdurig onderzoek. Het oordeel wordt niet plotseling, in een opwelling van toorn uitgesproken. Tevens heeft Hij Jeremia voor hen tot een vesting gemaakt (vgl. Jr 1:18-19). Dat wil zeggen dat wie naar hem luistert, veilig zal zijn.

De conclusie van keurmeester Jeremia is dat zijn volksgenoten van alle afvalligen de ergsten zijn (Jr 6:28). Dit betreft hun houding tegenover de HEERE. Dat heeft gevolgen voor hun verhouding tot hun volksgenoten. Ze lasteren de Naam van de HEERE met ongekende hardheid, “koper en ijzer”, en verderven wat goed is. Wat de HEERE ook heeft geprobeerd om door Zijn oordelen Zijn volk van hun slechte weg te laten terugkeren, het is allemaal tevergeefs geweest (Jr 6:29).

De blaasbalg kunnen we zien als een beeld van de middelen die de HEERE heeft gebruikt om Zijn volk tot inkeer te brengen. Daarbij kunnen we denken aan het spreken van de profeten en aan de vijanden die Hij heeft gezonden. De blaasbalg is verbrand, hij werkt niet meer. Het lood is wel in het vuur geweest en de smelter heeft zijn best gedaan om het te smelten en op die manier te zuiveren, maar alle inspanning is tevergeefs: “De slechten zijn niet uitgezuiverd.”

Integendeel, er is gebleken dat het hele volk uit slechten bestaat, dat er niemand is die daarop een uitzondering is (vgl. Jr 5:1). Er zijn helemaal geen slechten af te scheiden, want er zijn geen goeden. Het volk is in zijn geheel een onedel metaal. Jeremia komt tot de conclusie dat de HEERE hen allemaal als ongezuiverd zilver, als waardeloos metaal, moet wegwerpen (Jr 6:30). De HEERE kan niet anders, hun onverbeterlijkheid verplicht Hem daartoe.

Copyright information for DutKingComments