Jeremiah 8:13

Vergelding voor Juda’s bedrog

Na alle genoemde zonden, die duidelijk maken hoezeer ze van de HEERE zijn afgeweken, klinkt vol verbazing de vraag, hoe ze het in hun hoofd halen om zich te beroemen op hun wijsheid (Jr 8:8). Ze beroemen zich op hun wijsheid omdat ze de wet van de HEERE bij zich hebben (vgl. Rm 2:17-20). Het is ermee als met het roemen in de tempel in het begin van het vorige hoofdstuk (Jr 7:4). Maar wat een aanmatiging is dat. Ze hebben Zijn wet wel, maar ze luisteren er niet naar.

Dit komt door de valse voorstelling van de wet door de schriftgeleerden. Zij hebben met een leugenpen over de wet geschreven. Ze hebben er hun eigen uitleg aan gegeven, zoals het hun het beste past. Daardoor hebben ze “het Woord van God krachteloos gemaakt” (Mt 15:6).

De schriftgeleerden komen we vaak in de evangeliën tegen en zijn daar de tegenstanders van de Heer Jezus. Er zijn zeker ook goede schriftgeleerden, bijvoorbeeld Ezra (Ea 7:6), maar dat is een uitzondering. Als categorie hebben zij Gods Woord verdraaid en vervalst “tot hun eigen verderf” en dat van hun toehoorders (2Pt 3:16; 2Ko 2:17).

In onze tijd herkennen we het zich erop beroemen de tempel van de HEERE te zijn en Zijn wet te hebben in die groeperingen die zich aanmatigen als enigen de waarheid te bezitten. Uitspraken als ‘wij hebben’ en ‘bij ons’ bewijzen een roemen in hoogmoedigheden (vgl. 2Kr 13:10-12). Dat horen we – of denken we misschien heel stiekem zelf wel in ons hart – als er gezegd wordt: ‘Wij hebben kennis en inzicht, want alleen wij hebben commentaren waarin de waarheid wordt uiteengezet.’

Zulk roemen is grote dwaasheid. De claim op het bezit van wijsheid en dat terwijl ze de wet, het woord van de HEERE, verachtelijk verwerpen (Jr 8:9), is opperste dwaasheid. Hoe kan iemand wijsheid hebben als hij de bron van wijsheid, het Woord van God, verwerpt of naar zijn hand zet? Het betreft hier de theologen van de tijd van Jeremia. Die hebben echter hun geestverwanten in onze tijd. Moderne theologen gebruiken ook een leugenpen, en ook de scherpslijpers, de sektariërs, gebruiken die. Het toont het totale gebrek aan wijsheid. Echte wijsheid is “de wijsheid die van boven is” (Jk 3:17).

Ze zullen de gevolgen van hun dwaasheid ervaren als ze van hun vrouwen worden beroofd en als hun akkers door anderen in bezit worden genomen (Jr 8:10; Dt 28:30). Dan zullen ze met al hun wijsheid beschaamd staan. Dat is het resultaat van hun winstbejag, waarop het hele volk, van klein tot groot, uit is (vgl. Mi 3:11). De godsdienstige leiders, de priester en de profeet, zijn niet beter. Zij plegen bedrog door het volk leugens te verkondigen over vrede die eraan zou komen (Jr 8:11; vgl. 1Th 5:3). “Vrede, vrede” betekent volkomen vrede. In plaats van op de breuk van de relatie met de HEERE te wijzen en de weg van berouw en bekering te prediken spreken ze wat het volk graag hoort. De HEERE voegt er kort en krachtig aan toe: “Maar er is geen vrede!”

Het volk is verhard (Jr 8:12). Er is geen enkel schuldbesef. Zonder te blozen begaan ze de afschuwelijkste misdaden. Hun geweten hebben ze dichtgeschroeid. Ze zijn alle gevoel voor waardigheid en eer kwijt. Als ze zouden worden geconfronteerd met hun grofste zonden, dan zouden ze zich nog rechtvaardigen en hen uitlachen die hun handelwijze veroordelen. Dat maakt hen rijp voor de verwoesting.

De woorden van de Jr 8:10-12 zijn een herhaling van wat eerder is gezegd (Jr 6:12-15). Jeremia moet de waarheid herhalen om die onuitwisbaar in de gedachten van het volk in te prenten. Maar het volk, dat weigert naar Gods Woord te luisteren, is misleid door de valse profeten en de bedrieglijke priesters. Daarom is er voor hen geen redding mogelijk. De vergelding komt. Dan zullen ze vallen en niet staande kunnen blijven. Ze zullen struikelen, want hun kracht is verdwenen.

De verdelging zal volkomen zijn (Jr 8:13). De HEERE zal die verdelging Zelf over hen brengen. Hij zal hen wegvagen. De oogst die Hij heeft verwacht, is er niet. Zijn volk heeft geen vrucht voor Hem gedragen. De wijnstok en de vijgenboom zijn leeg. Ook de bladeren zijn verwelkt. Ze zijn voorbijgegaan aan alle zegen die de HEERE hun heeft gegeven. In plaats van Hem te danken voor Zijn zegen hebben ze die misbruikt en er zelfs de afgoden mee gediend. Daarom worden de vroegere zegeningen van hen weggenomen en blijft er niets anders over dan de hier vermelde totale troosteloosheid en woestheid. Er is van dit volk niets meer te verwachten (vgl. Mt 21:19).

Copyright information for DutKingComments