Job 1:5

Job en zijn kinderen

Behalve dat Job gezegend is met veel kinderen, is hij ook gezegend met een goede band tussen de kinderen onderling. Kinderen zijn een zegen. Het is een extra zegen als de kinderen ook onderling het goed met elkaar kunnen vinden. Als de kinderen uit huis zijn, is het bij sommige families de gewoonte om bijvoorbeeld jaarlijks een familiedag te houden. Het is een groot voorrecht als alle kinderen dan komen en het ook fijn vinden elkaar weer te zien.

De zonen van Job organiseren regelmatig en om de beurt een maaltijd, waarvoor ook de zussen worden uitgenodigd (Jb 1:4). Er zijn geen aanwijzingen dat dergelijke maaltijden zwelgpartijen en drinkgelagen zijn. Het is niet aannemelijk dat er ongeoorloofde dingen gebeuren. Job heeft zijn kinderen opgevoed tot zelfstandigheid en geleerd om keuzes te maken die goed zijn. Het lijkt er ook op dat Job er niet bij aanwezig is. Het maakt hem niet jaloers of verbitterd. Het is goed dat ouders hun kinderen gunnen dat ze ook bij elkaar komen zonder dat zij daarbij zijn.

Hoewel Job niet voor de maaltijden is uitgenodigd, heeft hij de maaltijden niet verboden, maar toegestaan. Dat betekent niet dat hij hen te goed acht voor het doen van verkeerde dingen of het maken van verkeerde keuzes. Dat blijkt “als de dagen van de maaltijden voorbij” zijn (Jb 1:5). Dan roept hij hen bij zich en heiligt hen. Daarvoor staat hij ’s morgens vroeg op en brengt ieder van hen onder de kracht van het brandoffer dat hij voor ieder van hen brengt. Hij doet dat omdat hij de kans aanwezig acht dat zijn kinderen “God in hun hart vaarwel gezegd” hebben. Deze handelwijze is niet een eenmalige actie van hem, maar dat doet hij “alle dagen”.

We zien in Job de betrokken vader. Hij onderkent dat zegen en verzadiging het gevaar inhouden dat zijn kinderen in hun hart God ‘vaarwel’ zeggen (vgl. Sp 30:9a). God ‘vaarwel’ zeggen betekent dat ze zich losmaken van Hem en zich aan Hem en Zijn gezag onttrekken. Gemakkelijk kunnen welvaart en feesten ertoe leiden dat we vergeten dat we afhankelijkheid zijn van God. Het zijn ook omstandigheden waarin men soms tot uitspraken of handelingen komt waartoe men in normale omstandigheden niet komt.

Hoewel Job niet aanwezig is bij de maaltijden die zijn kinderen organiseren, is hij er wel nauw bij betrokken. Hij is in de geest bij hen en leeft met hen mee. Hij doet dat niet als een trotse vader, maar als een vader die de geestelijke gevaren kent waaraan zijn kinderen blootstaan, juist tijdens familiebijeenkomsten. Daar laat men zich het gemakkelijkst gaan. Het feit dat hij zijn kinderen kent en de geestelijke gevaren onderkent, laat zien dat hij ook zichzelf kent. Hij is een vader die zich realiseert dat zijn kinderen dezelfde zondige natuur hebben die hij zelf heeft.

Vader Job handelt, net als de aartsvaders, als een priester in zijn gezin. Hij staat “’s morgens vroeg op”, dat wil zeggen dat hij haast maakt met het offer. Hij zorgt ervoor dat de kinderen erbij zijn. Alles wijst erop dat zijn kinderen geen enkele tegenwerping maken. Ze komen en Job heiligt hen. Dat betekent dat hij zijn kinderen opnieuw aan de HEERE wijdt. Het houdt ook in dat hij vraagt naar hun gedrag tijdens de maaltijden. Hebben ze iets gedaan of gezegd wat niet goed is, dan kunnen ze dat belijden. Zo zijn ze weer heilig, dat wil zeggen in overeenstemming met God. Daarna brengt hij voor ieder van hen een brandoffer, wat in nieuwtestamentisch perspectief betekent dat hij ze op de grondslag van het offer van Christus plaatst.

Job kent zijn kinderen en acht hen niet te goed om te zondigen. Hij kijkt daarbij niet alleen naar het uiterlijke gedrag. Hij kijkt dieper. Misschien hebben ze zich steeds goed gedragen, maar is er in hun hart een afwijken van God gekomen. Daarom wil hij hen heiligen en hun het offer voorhouden. Job is de betrokken vader die zich actief inzet voor het geestelijk welzijn van zijn kinderen. Hij is doordrongen van wat Salomo later als spreuk opschrijft, dat uit het “hart … de uitingen van het leven” zijn (Sp 4:23).

Kijken wij ook zo naar onze kinderen (als we die hebben), en gaat de gezindheid van hun hart ons ook zo ter harte? Is dat voor ons belangrijker dan hun schoolresultaten of andere prestaties? Bepaalt dat ook onze omgang met God en met hen?

Job beseft dat zijn kinderen alleen voor God aangenaam zijn als hij ze voor Hem plaatst in de aangenaamheid van het offer. Wij weten dat God in dit offer vooruitziet naar het werk van Zijn Zoon op het kruis van Golgotha. Job doet als het ware een beroep op dat offer voor zijn kinderen. Dat het zijn kinderen zijn, de kinderen van de Godvrezende en bijzonder gezegende Job, heeft voor hem geen enkele betekenis. Integendeel, omdat het zijn kinderen zijn, zijn zij zondaren en rust Gods oordeel op hen (Jb 14:4). Daarvan moeten wij ons ook goed bewust zijn met betrekking tot onze kinderen.

Copyright information for DutKingComments