Job 13:24

Job hervat zijn klacht

Omdat er geen antwoord van God komt op zijn vragen in de vorige verzen, hervat Job zijn klacht. Er komt geen antwoord omdat hij er nog niet aan toe is van zijn eigen gerechtigheid ontdaan te worden. Hij ziet God als Iemand Die niet naar hem kijkt, maar in toorn Zijn aangezicht voor hem verbergt (Ps 104:29) en Zich als de ongenaakbare God tegen hem opstelt (Jb 13:24). Job ervaart God als zijn tegenstander. God heeft hem overladen met ellende, terwijl hij Hem toch altijd zo trouw heeft gediend.

Waarom vervolgt God eigenlijk zo’n ‘nobody’, een ‘niemand’, als hij? Hij voelt zich volledig overgeleverd aan Gods willekeur, net zoals een dood blad niets tegen de wind heeft in te brengen en zoals droge stoppels door de wind alle kanten op worden geblazen (Jb 13:25). Waarom houdt Hij Zich bezig met iemand die niet meer is dan een dood blad?

Job mag dat dan wel negatief ervaren, wij kunnen hierin de zorg van God voor Job zien. Job is voor God geen ‘nobody’, geen ‘niemand’, maar juist ‘iemand’ naar wie al Zijn belangstelling uitgaat. In Zijn handelingen met Job blijkt juist Zijn zorg voor hem.

Gods zorg ontgaat Job nog helemaal. God is voor hem Iemand Die tegen hem tekeergaat en bittere dingen tegen hem uitschrijft (Jb 13:26). Het lijkt wel of God een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd om een boef te arresteren die van alles op zijn kerfstok heeft. Dat is wel heel bitter. Zijn schuld staat al bij voorbaat vast. Dan moet het volgens Job wel om jeugdzonden gaan (vgl. Ps 25:7), want hij is zich de laatste tijd van geen zonden bewust. Is God dan niet bezig oude koeien uit de sloot te halen, dat Hij hem allang vergeten zonden nog ten laste legt?

Hij voelt zich als een gevangene van God, Die zijn voeten in het blok heeft gelegd, zodat hij belemmerd is in zijn bewegingen (Jb 13:27; Jr 20:2). Daarbij houdt God hem ook nog goed in de gaten en let op al zijn paden, dat hij geen poging waagt om te ontsnappen. Tevens heeft God nog een merkteken in zijn voetzolen gemaakt. Als hij toch mocht ontsnappen, is zijn voetspoor gemakkelijk te herkennen en kan hij heel eenvoudig weer worden opgepakt. Job beschrijft hoe onmogelijk God het hem maakt om ook maar een vluchtpoging uit zijn ellende te ondernemen. Hij zit erin en is veroordeeld erin te blijven.

Hoe is het mogelijk dat God dit doet bij iemand als hij, zo vraagt Job zich vertwijfeld af. God ziet toch wel dat zijn door ziekte geplaagde lichaam veroudert en verrot (Jb 13:28)? Zijn lichaam, dat bedekt is met maden (Jb 7:5; Jb 21:26), is als een kleed dat de motten opeten (vgl. Js 50:9b). Motten doen langzaam, maar ook grondig hun verwoestende werk (vgl. Hs 5:12). Zo brokkelt Jobs lichaam langzaam af en sterft stukje bij beetje af. Wat is het nut dat God daar nog meer ellende overheen laat komen?

Copyright information for DutKingComments