Job 15:13

Is Job wijzer of beter dan anderen?

Elifaz stelt Job een aantal vragen. Het zijn retorische vragen. De vragen houden beschuldigingen in. Ze moeten Job duidelijk maken dat hij arrogant is. Hij moet zich gaan realiseren dat hij meent heel wat te zijn en heel wat te weten, maar dat daarvoor geen enkele grond is.

Elifaz stelt de retorische vraag of Job "de eerste mens" is "die geboren werd" en of hij "vóór de heuvels voortgebracht" is (Jb 15:7). Daarmee onderstreept Elifaz zijn stelling dat ouderdom de bron is van de wijsheid. Tevens meent hij de bewering van Job, dat hij wijsheid bezit, te hebben weerlegd. Elifaz gaat ervan uit dat wijsheid afhankelijk is van ouderdom: hoe ouder, hoe wijzer. Hij verwijt Job dat die doet alsof hij vele malen ouder en daarom wijzer is dan Elifaz.

Denkt Job soms dat hij vóór de heuvels is voortgebracht? Heuvels verwijzen ook naar de schepping en vertegenwoordigen stabiliteit (vgl. Ps 90:2; Sp 8:25; Gn 49:26). Natuurlijk is Job niet de eerste mens die werd geboren en natuurlijk is hij niet vóór de heuvels voortgebracht, maar Job spreekt alsof dat wel zo is, vindt Elifaz. Elifaz legt de nadruk op ‘jij’, waarmee hij de felheid in zijn betoog onderstreept. De voorzichtigheid van zijn eerste betoog is totaal verdwenen.

Vervolgens vraagt Elifaz aan Job of hij soms een voor stervelingen verborgen raadszitting van God heeft bijgewoond (Jb 15:8). Daar moet hij dan de wijsheid hebben opgedaan die hij nu voorgeeft te bezitten. Die wijsheid heeft hij naar zich toe getrokken en bezit hij alleen, terwijl die voor alle anderen verborgen blijft. Ook deze absurde voorstelling van de manier waarop Job zijn wijsheid zou hebben verkregen, is om Job van zijn arrogantie af te helpen.

Job verbeeldt zich wel heel wat, maar hij vergist zich schromelijk als hij meent dat hij meer weet dan zijn vrienden. Meent Job echt dat hij iets weet wat zij niet weten (Jb 15:9)? Die aanmatiging van Job is volledig onaanvaardbaar. Het lijkt erop dat Elifaz gekrenkt is in zijn trots. We beluisteren zijn zelfingenomenheid. Denkt Job werkelijk dat hij meer begrip heeft van de situatie dan zij? Laat hij niet menen dat het hun aan begrip ontbreekt.

Bij hen is “een grijsaard en een stokoude” (Jb 15:10). Waarschijnlijk bedoelt Elifaz zichzelf. Ouderen hebben in de opvatting van Elifaz per definitie de wijsheid. Job kan wel de illusie koesteren dat hij die heeft, maar bij hen is zelfs iemand die nog ouder is dan Jobs vader. Wat wil Job daar nog tegen inbrengen? Hij moet maar eens ophouden te doen alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Dat kan hij toch niet volhouden tegenover de zwaargewichten die Elifaz naar voren schuift? Wat Elifaz vergeet, is dat hij menselijke wijsheid aanvoert en niet de wijsheid van God. Een mens blijft een mens, hoe oud hij ook is.

In Jb 15:11 noemt Elifaz de dienst van de vrienden “vertroostingen van God” voor Job. Het zijn niet alleen vertroostingen die van God komen, maar het betekent ook dat het geweldig grote vertroostingen zijn. Die geweldig grote vertroostingen zouden dan de zegeningen zijn waarop ze hebben gewezen en die Jobs deel worden als hij zijn zonden zou belijden. Je moet toch wel veel verbeeldingskracht hebben om uit zulke beschuldigingen als de vrienden doen, vertroosting te halen. Ook waagt Elifaz het om de scherpe, beschuldigende taal die ze tegen Job gebruiken “woorden in zachtheid met je [gesproken]” te noemen.

Het zit volgens Elifaz helemaal niet goed met Jobs hart (Jb 15:12). Daarin is veel boosheid op God en opstand tegen Hem, waardoor hij zich laat meeslepen. Zijn ogen laten dat zien. Ze flikkeren van toorn. Job onderwerpt zich niet aan God, maar zijn geest keert zich tegen God (Jb 15:13). Dat blijkt wel uit de woorden die hij uit zijn mond laat gaan. Daarmee zegt Elifaz dat Job welbewust de woorden spreekt die hij laat horen. Dat er een zwaar gekweld man aan het woord is die zijn emoties niet altijd in bedwang heeft, is voor Elifaz niet aan de orde.

Copyright information for DutKingComments