Job 15:5

Inleiding

De drie vrienden hebben ieder hun visie gegeven en Job heeft na elke toespraak geantwoord. Ze zijn echter niet uitgepraat. Elifaz, Bildad en Zofar beginnen in dit hoofdstuk aan hun tweede gespreksronde. Ze zullen halsstarrig, en feller dan in de eerste ronde, vasthouden aan hun strakke opvatting uit de eerste gespreksronde. Aan het einde van hun betoog voegen ze daaraan hun clichés toe over het vreselijke lot dat de goddelozen altijd treft. Hiermee wrijven ze Job zout in zijn wonden, want hij weet dat ze hem zien als het toonbeeld van de goddeloze die door de rechtvaardige God wordt gestraft. Net als in de eerste gespreksronde reageert Job op ieder van de vrienden.

Job wordt door zijn eigen mond veroordeeld

In deze tweede, kortere, gespreksronde spreken de drie vrienden in dezelfde volgorde. Elifaz begint weer. Hij is tot nu toe de voorzichtigste en ook waardigste van de drie geweest. Hij geeft Job antwoord op diens verweer op de woorden van Zofar (Jb 15:1). In zijn eerste rede tegen Job heeft hij op betrekkelijk vriendelijke toon gesproken. In deze tweede rede verandert zijn toon. Hij heeft met stijgende verontwaardiging de reacties van Job op de visies van hen, zijn vrienden, aangehoord. Uit het smeulende vuurtje van verontwaardiging komt in dit hoofdstuk een steekvlam voort. Op scherpe toon wijst hij Job terecht. Van zijn oorspronkelijke voorzichtigheid en waardigheid is weinig terug te vinden.

Job spreekt niet als een wijze (Jb 12:3; Jb 13:2), zo stelt hij enigszins sarcastisch in een retorische vraag (Jb 15:2). Dat blijkt wel uit zijn antwoorden. De wetenschap die hij daarin uitspreekt, is niets anders dan veranderlijke, ongrijpbare wind, die geen enkel houvast geeft. Het is gewoon gebakken lucht. Nee, het is nog een slag erger, het is als een “oostenwind”. De oostenwind is een droge en verdorrende wind die een oogst kan verwoesten. Dat vult echt zijn buik niet. Daarmee bedoelt hij dat daarin geen enkel voedsel zit, niets wat enige grond geeft aan zijn beweringen van onschuld. Integendeel, het is verwoestend en schadelijk voor zijn eigen argumenten.

Job kan zijn vrienden wel willen bestraffen, maar zijn woorden raken kant noch wal, ze zijn “nutteloos” (Jb 15:3). Zijn krachtige uitspraken, de ‘statements’ die hij meent te maken, leveren hem “geen voordeel”. Elifaz hanteert het gebruikelijke argument in discussies die je niet kunt winnen. Wanneer je een ander niet kunt overtuigen omdat hij een goed weerwoord heeft, betitel je de woorden van die ander gewoon als luchtfietserij.

In de ogen van Elifaz maakt Job het zelfs nog bonter. Jobs woorden en uitspraken zijn niet alleen zinloos, ze hebben een verwoestende uitwerking op iemands vrees voor God en op zijn gebed tot God (Jb 15:4). Uit wat Job zegt, blijkt dat er bij hem geen enkele vrees voor God meer is. Hij tart God door aan zijn onschuld vast te houden, terwijl hij toch moet inzien dat God hem vanwege zijn zonden in ellende dompelt. Met een dergelijke opstelling neemt Job zijn gebed voor het aangezicht van God weg, dat wil zeggen dat hij het krachteloos maakt. Hij hoeft er niet op te rekenen dat God zijn gebed verhoort.

Het is wel duidelijk uit alles wat Job heeft gezegd, dat God niet naar hem kan luisteren. Zijn eigen woorden maken alles duidelijk (Jb 15:5). Moet je toch eens horen wat een ongerechtigheid er uit zijn mond komt. Wat een ongehoorde uitspraken over God! Daarbij komt nog dat Job “de tong van de sluwen gekozen” heeft. In zijn eerste rede heeft Elifaz nog algemeen over “de sluwen” gesproken. Nu beschuldigt hij Job er rechtstreeks van dat hij een van hen is. Deze niet zo fraaie beoordeling houdt de beschuldiging van huichelarij in. Job spreekt leugenachtig.

Er hoeft helemaal niemand te getuigen tegen Job, want alles wat er uit zijn eigen mond komt, bewijst dat hij schuldig is (Jb 15:6). We zien hierin een parallel met wat tegen de Heer Jezus is gezegd (Mt 26:65). Als Job zich niet schuldig voelde, zou hij niet zulke woorden spreken, aldus Elifaz. Elifaz vergeet dat ook werkelijk onschuldige mensen hun onschuld willen verdedigen. Hij is daar blind voor vanwege zijn kortzichtige kijk op God en Diens handelingen met mensen. Samen met zijn vrienden hamert hij constant op hetzelfde aambeeld: Job lijdt enorm, dus heeft hij enorm gezondigd; Job zegt dat hij onschuldig is, dus is hij een huichelaar, want natuurlijk is hij schuldig (vgl. Jb 9:20). Van zijn eerdere pogingen om Job te troosten blijft niets over.

Copyright information for DutKingComments