Job 22:17

De weg van de goddelozen

Elifaz beschuldigt Job van het hardnekkig voortgaan op de weg van de “onrechtvaardige mensen” (Jb 22:15). Hij zet nog eens een dikke streep onder zijn visie dat boze mensen lijden vanwege hun zonden. Job lijdt, daarom moet hij zich op de weg van de zondaars bevinden. Het is “het eeuwenoude pad” dat alle goddelozen gegaan zijn. Job is daarop geen uitzondering. Ook hij is deze goddelozen nagevolgd.

Wanneer denkt Job dat pad nu eens te verlaten? Dringt het niet tot hem door dat al die goddelozen zijn uitgeroeid (Jb 22:16)? We kunnen hierbij bijvoorbeeld denken aan de dagen van Noach en de zondvloed. Toen werd “hun fundament”, en uiteraard ook wat ze daarop hadden gebouwd, door een machtige rivier weggevaagd. "Terwijl het de tijd [nog] niet was", wil zeggen dat ze niet oud zijn geworden, maar een vroegtijdige dood zijn gestorven. Herkent Job niet dat het ook bij hem is gebeurd?

Wat Job gezegd heeft over de goddelozen, dat zij tegen God zeggen: “Wijk van ons” (Jb 21:14), gebruikt Elifaz nu tegen Job vanuit de gedachte dat Job een van hen is (Jb 22:17). Job is iemand die niets met God te maken wil hebben. Dat blijkt wel uit het feit dat hij niet buigt voor de tucht die God over hem brengt. Hij wil niet aanvaarden dat God hem straft voor zijn zonden. Een God Die zo met hem handelt, kan niets voor hem betekenen en niets voor hem doen.

Elifaz wijst Job erop dat God de huizen van de goddelozen “met het goede gevuld” had (Jb 22:18). Dat had God ook met Jobs huis gedaan. Omdat de goddelozen Hem niet in hun leven toelieten, of alleen maar voor zover zij dat wilden, heeft Hij hun alles moeten ontnemen. En dan citeert Elifaz opnieuw een woord dat Job heeft gesproken: “Daarom is het voornemen van de goddelozen ver van mij” (vgl. Jb 21:16). Het lijkt erop dat hij Job dit onder de neus wrijft om hem het ongerijmde ervan te laten voelen. Hoe kan Job zeggen dat hij niet deelt in het voornemen van de goddelozen, terwijl hij zo duidelijk een van hen is?

Copyright information for DutKingComments