Job 23:17

Bang voor God

Job komt terug op God als de unieke, onveranderlijke God (Jb 23:13). Dat hij juist vanwege de onveranderlijkheid van God niet is omgekomen, beseft hij nog niet (Ml 3:6). Hij voelt zich nog steeds het mikpunt van Gods toorn. God is tegen hem en niemand kan Hem van gedachten doen veranderen. Wat Hij verlangt, doet Hij, want Hij is soeverein (Ps 115:3). God heeft hem iets toebedeeld of toegewezen – rampen en ellende – en brengt dat ook ten uitvoer (Jb 23:14). Het gebeurt ook niet slechts incidenteel, maar vaak, want God heeft veel van deze dingen in voorraad. Dat houdt ook in dat het vreselijke lijden van Job nog niet ten einde is.

Voor ons, gelovigen die bij de gemeente van God horen, is het een enorme vreugde te weten dat God al Zijn voornemens uitvoert en dat niets en niemand in staat is Hem daarin tegen te staan. We mogen weten dat Hij al Zijn beloften vervult. De grondslag daarvan is het werk van Zijn Zoon dat eens en voor altijd is volbracht. Wie daarin gelooft, is eens en voor altijd volmaakt voor God (Hb 10:14). De waarde van het werk van Christus zal nooit veranderen. Daarom is het onmogelijk dat de gelovige zijn volmaaktheid in Christus kan verliezen. Hij kan wel door allerlei omstandigheden het genot ervan kwijtraken, maar dat is iets anders.

De gedachte aan de zo verheven en onbenaderbare Majesteit Die met hem handelt naar Zijn wil, wordt Job te veel. Hij wordt door schrik overmand (Jb 23:15). Job verdringt de gedachte aan Gods soevereiniteit niet. Hij merkt het op, hij heeft er oog voor, met als resultaat dat hij angst voor God heeft. Hoewel wij God als een liefhebbende Vader mogen kennen en geen angst voor Hem hebben, behoort er bij ons wel een diep ontzag voor Hem te zijn (1Pt 1:15-17). Hij is zeker liefde, maar Hij is niet minder ook licht (1Jh 1:5; 1Jh 4:8; 16). Als wij nadenken over God, zoals Job hier doet, zullen beide kenmerken van God indruk op ons maken.

God heeft door alles wat Hij over Job heeft gebracht diens hart verzwakt (Jb 23:16). Het hart van Job klopt nog wel, maar de kracht is eruit verdwenen. Hij leeft nog wel, maar het gaat allemaal uiterst moeizaam. De schrik zit er goed in bij Job. Dat heeft “de Almachtige” gedaan, Hij, Die alle macht heeft en tegen Wie niemand zich kan verzetten. En die gedachte heeft zijn hart verzwakt.

De omstandigheden, de duisternis waarin hij verkeert, hebben hem niet omgebracht (Jb 23:17). Hij is niet alles kwijtgeraakt door wat hem is overkomen, maar omdat God het hem heeft afgenomen. Job ziet zijn omstandigheden als het handelen van God. De donkerheid die hem bedekt, is wel verstikkend, maar toch wordt hij er niet door omgebracht. Wat zijn omstandigheden duister en donker maken, is dat God verborgen blijft. Dát is de nood van zijn ziel.

Copyright information for DutKingComments