Job 25:4

De nietigheid van de mens

Nadat Bildad in de vorige verzen over de grootheid en verhevenheid van God heeft gesproken, spreekt hij vervolgens over de geringheid van de mens (vgl. Ps 8:4-5). Alle openbaring van Gods grootheid en zuiverheid zou in de mens het besef van nietigheid, onreinheid en zondigheid moeten bewerken (Jb 25:4). Bildad zegt dit weer met het oog op Job.

God is volmaakt in heiligheid. Hoe zou dan een mens – lees: Job –, geboren uit een sterfelijk mens, zuiver zijn in Gods oog (vgl. Jb 14:4)? Niets van de schepping, ook de maan en de sterren niet die zo helder stralen in de nacht, is zuiver in Gods ogen (Jb 25:5; vgl. Jb 4:18; Jb 15:15). Job beweert dat hij rein is, maar dat klopt helemaal niet, volgens Bildad. Alles en iedereen legt het af tegen God in Zijn heiligheid en gerechtigheid.

Tegenover de heilige en verheven majesteit van God zijn zelfs de heldere maan en de sterren niet zuiver, laat staan de nietige mens die niet meer is dan een made, een worm (Jb 25:6). Zijn lichaam is uiterst breekbaar. Als een mot kan hij worden doodgedrukt (Jb 4:19). En hoe zwak zijn ook zijn intelligente vermogens. Niemand lijdt zonder het verdiend te hebben, want ieder mens is een made, een worm, vergeleken bij God. Elifaz laat de mogelijkheid nog open om na bekering hersteld te worden (Jb 22:23), maar de vraag van Bildad of een mens rechtvaardig kan staan voor God, veronderstelt een ontkennend antwoord.

Ieder mens verdient het om voor zijn zonden gestraft te worden. Maar er is een mogelijkheid om gerechtvaardigd te worden. Dat is door het geloof in de Heer Jezus. Wie zijn zonden belijdt en gelooft in Hem, is gerechtvaardigd. De Heer Jezus werd Mens om dat mogelijk te maken. In Hem als Mens zien we Gods welgevallen in de mens.

Copyright information for DutKingComments