Job 26:1

Inleiding

Na zijn antwoord aan Bildad (Jb 26:1-4) beschrijft Job nog indrukwekkender en weidser dan Bildad de grootheid van God (Jb 26:5-14).

De ijdelheid van Bildads woorden

Job antwoordt Bildad (Jb 26:1). Zijn antwoord klinkt sarcastisch. In zijn toespraken heeft hij laten zien hoe hij zoekt naar rechtvaardiging, maar Bildad zegt doodgemoedereerd dat dit niet mogelijk is. Job erkent dat hij iemand is die geen kracht heeft (Jb 26:2). Maar wat heeft hij een geweldige hulp van Bildad ervaren. Zijn arm hing onmachtig neer, maar gelukkig, daar was Bildad om hem te verlossen. Aan zo’n vriend heb je nog eens wat. En dan de raad die Bildad heeft gegeven aan de arme Job die het aan wijsheid ontbrak (Jb 26:3). Bildad is er niet karig mee geweest, maar heeft hem “wijsheid in overvloed bekendgemaakt”. Job zegt als het ware: ‘Ik weet natuurlijk niets, maar wat een geweldig licht hebben jullie over mijn situatie laten schijnen. Het is nu helemaal helder, hoor.’

Maar aan wie heeft Bildad eigenlijk zijn woorden bekendgemaakt (Jb 26:4)? Bildad heeft al zijn woorden gesproken tot een man in diepe nood. Wat hij heeft gezegd, heeft Job niet geholpen en kracht gegeven en zeker niet verlost uit zijn ellende, maar zijn lijden verzwaard. In plaats van olie en wijn hebben ze zout in zijn wonden gestrooid. De woorden van Bildad hebben niet geholpen het duistere raadsel van zijn huidige lijden op te lossen. Alle woorden die door de vrienden tegen Job zijn gezegd, zijn misplaatst geweest en hebben het failliet van hun wijsheid bewezen.

En wat is de oorsprong van Bildads woorden? Welke geest heeft hem die ingegeven en is in de woorden die hij heeft gesproken van hem uitgegaan? Het is duidelijk dat Bildad geen boodschapper van God is. De toespraken van Bildad en zijn vrienden zijn niet door God ingegeven, maar door hun eigen gedachten over God. De toespraak van Bildad ademt de geest van Elifaz (Jb 4:17). Wat de vrienden hebben gezegd, komt in niets overeen met hoe God Zich werkelijk bezighoudt met een mens die in lijden ondergedompeld is. Daarom ontbrandt Gods toorn ook tegen de vrienden (Jb 42:7-9).

Copyright information for DutKingComments