Job 31:33

Schijnheiligheid

Hier getuigt Job van zijn volkomen doorzichtigheid voor God en mensen. Hij wandelde in het licht van Gods aangezicht. Hij is nooit schijnheilig geweest door een bedekking voor zijn overtredingen te zoeken en die te verdoezelen, maar heeft die eerlijk opgebiecht (Jb 31:33). Adam had zijn overtreding wel bedekt door zichzelf te bedekken met een schort van vijgenbladeren en weg te kruipen voor God (Gn 3:7-8). Job beleed zijn zonde openlijk en hield die niet in zijn binnenste verborgen. Belijdenis van zonde maakte dat hij zich vrij voelde tegenover God en mensen. Dit geldt ook voor ons.

Het niet belijden van zonden kan ook voortkomen uit angst voor wat mensen wel zullen zeggen. Job liet zich daar niet door weerhouden om zijn zonden te belijden (Jb 31:34). Hij was er niet bang voor dat iedereen hem zou verachten en hij daardoor helemaal van slag zou raken. Een bijkomend gevolg daarvan zou zijn dat hij niets meer durfde te zeggen en zich nergens meer durfde te vertonen. Job verklaart hier dat hij een rein geweten heeft voor God en mensen.

Copyright information for DutKingComments