Job 31:37

Job daagt God uit

Job is bijna aan het einde van zijn pleidooi. Hij heeft tot nu toe elke beschuldiging verworpen. Er komt in de Jb 31:38-40 nog een laatste betuiging van onschuld en dan houdt hij op met spreken. In de Jb 31:35-37 richt hij eerst nog het woord tot God. In een algemene klacht zegt hij dat hij er zozeer naar verlangt dat er toch eens iemand naar hem zou willen luisteren (Jb 31:35). Wat hij bedoelt, is dat hij een rechterlijke uitspraak van God wil.

Hij houdt God de lijst met zijn verklaringen van onschuld voor. Laat God er maar eens goed naar kijken. Hij kan zeggen dat hij de hele verklaring, zoals wel onder formulieren staat die wij moeten ondertekenen nadat we ze hebben ingevuld, ‘naar waarheid ingevuld’ heeft. Hij wijst God op zijn ‘handtekening’ die hij eronder heeft gezet. Die handtekening zegt dat hij met zijn hele persoon staat voor wat hij heeft gezegd.

Dan daagt hij God uit om te antwoorden. Hij is immers “de Almachtige”, Die alles bestuurt en alles in de hand heeft? Jobs hele pleidooi diende ertoe om God van zijn onschuld te overtuigen, God Die hem zo laat lijden, Die zijn Tegenstander is, want Hij laat hem zonder oorzaak lijden. Het met zijn handtekening bekrachtigde document van zijn onschuld heeft hij God voorgehouden. Laat God Zijn reactie ook maar “op schrift stellen” en verklaren waarom Hij hem zo heeft laten lijden.

Het antwoord van God zal hij op zijn schouder dragen en als een kroon op zich binden (Jb 31:36). Job zegt ook dit in de volle overtuiging dat God geen enkele gegronde reden voor zijn lijden zal kunnen aanvoeren. Uit het document van God zal blijken dat hij onschuldig lijdt. Alles wat God zal schrijven, zal hem vrijpleiten van alle tegen hem ingebrachte beschuldigingen. Hij zou Gods antwoord in triomf ronddragen. Iedereen zou overtuigd worden van zijn onschuld. De vrijspraak door God zou zijn smaad veranderen in een sieraad.

Hij zou God rekenschap geven van al zijn voetstappen, van elke stap die hij heeft gezet en dat die was gedaan in gehoorzaamheid aan Hem (Jb 31:37). In het besef van zijn gerechtigheid zou hij als een vorst tot God naderen.

In deze conclusie vergist Job zich, zo zal blijken. Hij zal God heel anders naderen als hij oog in oog met Hem komt te staan. Job nadert dan niet tot God, maar God nadert tot Job. En dan is er niets van zijn eigen gerechtigheid over, niets van zijn ‘vorst’ gevoelens, maar veracht hij zichzelf (Jb 42:6). Dan zal hij beseffen dat hij in feite niet begreep waarover hij sprak en dat hij had moeten wachten totdat God zou spreken voordat hij iets kon zeggen.

Copyright information for DutKingComments