Job 34:5-6

Job heeft God beschuldigd

Elihu uit geen vermoedens, maar verwijst naar wat Job heeft gezegd (Jb 34:5). Job heeft gezegd dat God hem, die van zichzelf weet dat hij niets kwaads heeft gedaan, onrecht heeft aangedaan door zijn recht weg te nemen. Job heeft dit letterlijk gezegd (Jb 12:4; Jb 13:18; Jb 27:2; 6), maar het is ook de hele teneur van zijn verdediging.

Hierbij kan de vraag opkomen, wat voor recht Job dan wel had? Kan hij, en kunnen wij, voor God ergens recht op laten gelden, iets waarvan we tegen God kunnen zeggen dat Hij daarvan moet afblijven? We hebben immers tegenover God geen ander recht dan het oordeel van de hel? We hebben als schepsel geen recht tegenover de Schepper (Rm 9:20) en als zondaar dienen we helemaal te zwijgen (Rm 3:19).

Job vindt dat hij volledig in zijn recht staat, maar dat hij door wat hem is overkomen, voor leugenaar doorgaat (Jb 34:6). Dat hebben zijn vrienden ook steeds in bedekte termen tegen hem gezegd. Zij hebben steeds gezegd dat Job, omdat hij zo zwaar lijdt, wel zwaar gezondigd moet hebben. Job ontkent dat hij heeft gezondigd, maar zijn vrienden geloven hem niet en daarom is hij voor hen een leugenaar.

In die positie is hij terechtgekomen door wat God over hem heeft gebracht. De pijlwond is hem bezorgd door de Almachtige, heeft Job gezegd (Jb 6:4; Jb 16:13). Daarmee bedoelt hij de rampen die door God over hem zijn gebracht. Het zijn rampen die hem een ongeneeslijke wond hebben bezorgd. En dat heeft God gedaan, zo oordeelt Job, “zonder dat er een overtreding is”. Job spreekt hiermee uit dat God hem onrecht doet. Het gaat Elihu erom Job duidelijk te maken dat hij hier te ver is gegaan.

In Jb 34:7 roept Elihu in verbazing over Job uit dat er niemand is zoals hij, een man die de spot drijft met Gods handelen met hem en dat doet met het gemak waarmee iemand water drinkt. In Jb 34:8 zegt Elihu dat Job in zijn uitingen over God te ver is gegaan. Hij zegt van Job dat die rondloopt “in gezelschap van hen die onrecht bedrijven” en dat hij omgaat “met goddeloze mensen”. Hij zegt niet dat Job onrecht bedrijft of een goddeloze is, maar dat hij zich in hun gezelschap bevindt.

Het betekent niet dat hij zelf goddeloos is. Elihu zegt dat zo, omdat Job zich heeft uitgelaten over God zoals ook bedrijvers van onrecht en goddeloze mensen dat doen (Jb 21:14-15). Daardoor verenigt hij zich in de geest met hen. Job heeft namelijk gezegd dat het helemaal niets oplevert als je “behagen schept in God” (Jb 34:9).

Dit zijn woorden die Job niet letterlijk zo heeft gezegd, maar die doorklinken in wat hij over God heeft gezegd (Jb 9:22). Hij heeft altijd in zijn leven laten zien dat hij God vreesde. En kijk nu eens wat Gods antwoord daarop is? Hij heeft alles van hem afgenomen en daarvoor in de plaats diepgaande, uitzichtloze ellende gegeven. Nee, volgens de uitspraken van Job hebben vroomheid en Godvrezendheid geen voordeel (vgl. Ml 3:14). Het maakt niet uit of je God dient, Hem aanbidt en met Hem wandelt, want God houdt daar toch geen rekening mee. Kijk maar naar zijn ellende.

Copyright information for DutKingComments