Job 35:5-7

God heeft van niemand iets nodig

Job heeft gesuggereerd dat Godvruchtig leven geen nut heeft bij God. Daarom gaat Elihu verder met Job te antwoorden en hem te onderwijzen over het ware Godvruchtige leven (Jb 35:1). Hij doet dat mogelijk na een pauze om Job gelegenheid te geven tot een reactie, die echter niet komt. Elihu haalt weer iets aan wat Job heeft gezegd (Jb 35:2; Jb 32:2). Hij zegt in vragende vorm tegen Job of hij het rechtvaardig vindt dat zijn gerechtigheid “meer dan die van God” is. Job vindt dat hij gelijk heeft met de beoordeling van zijn situatie en dat God ongelijk heeft door hem zo te behandelen.

Elihu licht in Jb 35:3 met een nieuw citaat van Job toe wat Job in Jb 35:2 heeft beweerd. Het woord “want” geeft dat aan. Job heeft namelijk beweerd dat niet zondigen niet meer voordeel oplevert dan wel zondigen (vgl. Jb 9:22; Jb 10:15). Hij heeft niet gezondigd en toch heeft God de vreselijkste rampen over hem gebracht. Wel, dan heeft het ook geen zin om God te vrezen. Paulus spreekt daar heel anders over als hij zegt dat Godsvrucht met tevredenheid wel voordeel, zelfs een grote winst, oplevert (1Tm 6:6; vgl. Ml 3:14).

Elihu – ‘ík’ heeft nadruk – zal Job daarop antwoorden met woorden die hem duidelijk zullen maken dat hij zich zeer vergist (Jb 35:4). Dat antwoord is niet alleen voor Job bestemd, maar ook voor zijn vrienden. Ook zij moeten goed naar Elihu luisteren omdat zij Job hebben beschuldigd vanuit hun verkeerde kijk op God.

In Jb 35:5 spreekt Elihu over Gods grootheid in de schepping. Aan het einde van zijn toespraak zal hij over niets anders meer spreken. Dan, dat is vanaf Job 36:26, spreekt hij over de wolken en het weer om daarmee te wijzen op Gods besturing van alle dingen. Hij heeft de dingen in de schepping zo ingericht, dat wij die niet kunnen beïnvloeden. Hij is zoveel hoger dan Job.

Elihu wijst Job op de hemel en de wolken boven hem. Daarbij vergeleken moet hij zich toch wel nietig voelen. Ze zijn enorm ver boven hem verheven. Wat kan hij ermee doen? Helemaal niets. Hij kan ze niet aanraken en niet bereiken. Ze liggen volledig buiten zijn machtsgebied. De hemel strekt zich onbewogen boven hem uit. De wolken drijven voorbij. Op geen van beide kan hij invloed uitoefenen, waardoor ze van plaats of koers veranderen.

Zo is het ook met God. Als Job of een mens tegen God zondigt, verandert dat niets aan of in Hem (Jb 35:6; vgl. Jr 7:19). Hij blijft altijd dezelfde God Die oneindig ver boven hem verheven is. Al overtreedt een mens talrijke keren Zijn geboden, dan wordt Hij daar niet negatief door beïnvloed, het beschadigt Hem niet. De mens kan Hem niets afnemen.

Hetzelfde geldt in het tegenovergestelde geval (Jb 35:7). Als Job of een mens als een rechtvaardige leeft, wordt God daar niet rijker door. Een mens kan Hem niets geven wat Hij niet bezit, want alles is van Hem. God is op niemand aangewezen, er ontbreekt Hem niets. Hij heeft alle geluk in Zichzelf, Hij is “de gelukkige God” (1Tm 1:11). Niemand kan Zijn geluk verminderen of vermeerderen. Hij kan er wel anderen in laten delen. Dat is het grote onderwerp van het Nieuwe Testament: de liefde van God.

Nee, Jobs slechte of goede daden hebben geen enkel effect op God. Wat Job doet, heeft alleen gevolgen voor andere mensen. Als hij goddeloosheid zou bedrijven en daarmee Gods Naam oneer zou aandoen, heeft dat alleen gevolgen voor zijn gelijke, een man als hij (Jb 35:8). Die berokkent hij schade door zijn goddeloosheid. Hetzelfde geldt voor een rechtvaardige daad die hij zou doen. Daar zou alleen een mensenkind bij gebaat zijn.

Copyright information for DutKingComments