Job 35:9-10

Waarom God soms niet antwoordt

God staat wel ver boven de mens, maar is daarom nog niet zonder aandacht voor de mens. Dat kan wel zo lijken omdat Hij soms geen antwoord geeft op hulpgeroep (Jb 35:9). Dat hulpgeroep komt tot Hem van onderdrukten die het uitschreeuwen omdat “de arm van de groten” zwaar op hen drukt. En die onderdrukkingen gaan maar door, zonder dat God ingrijpt. Ze schreeuwen het wel uit, maar dat is alleen om uit de macht van hun onderdrukkers bevrijd te worden en niet om vrij te zijn voor God.

Ze roepen niet tot Hem in de erkenning dat Hij hun Maker is (Jb 35:10). Job heeft dat wél erkend (Jb 10:8). Die erkenning ontbreekt bij de verdrukten. Zou die er wel zijn, dan zou dat inhouden dat ze Hem ook dienen en dat willen ze niet. Door hun ontkenning van hun Maker blokkeren ze ook de weg naar een blij leven, een leven dat ze zullen leven zelfs als de omstandigheden moeilijk zijn, als het nacht in hun leven is. God geeft aan hen die Hem als hun Maker erkennen “psalmen … in de nacht” (vgl. Hd 16:25; Ps 42:9). Dat is, omdat zij vertrouwen in Hem hebben in de moeilijkheden. Daarvoor moeten ze wel een relatie met Hem hebben.

De erkenning van de mens als rechtopstaand wezen dat God zijn Maker is, is de wijsheid die hij bezit boven de dieren op aarde en de vogels in de lucht (Jb 35:11). Bij de dieren is geen Godsbesef aanwezig. Zij roepen wel tot Hem (Ps 147:9), maar zonder Godsbesef. De mens die Hem niet als Maker erkent, is niet eens gelijk aan deze dieren, maar verlaagt zichzelf tot beneden de dieren. Dieren weten niet beter, terwijl de mens God moedwillig als zijn Maker buitensluit (2Pt 3:5; Rm 1:19-23).

Zulke mensen roepen wel tot God als ze in nood zijn (Jb 35:12), maar ze willen zich niet voor Hem als hun Maker buigen. Hun roepen is onoprecht en hol. Ze zijn hoogmoedig en daarom antwoordt God niet. Elihu stelt dat God niet onverschillig is voor mensen, maar dat de mensen onverschillig zijn voor Hem. De mensen willen dat God hen redt, maar ze zijn er niet in geïnteresseerd Hem te eren als hun Schepper, Bevrijder en Bron van wijsheid.

Dit is het soort mensen dat honger heeft en brood wil, terwijl ze God niet willen. Dat heeft de Heer Jezus ook gezegd tegen de menigte: “U zoekt Mij … omdat u van de broden hebt gegeten en verzadigd bent” (Jh 6:26). Hun hart ging alleen naar Hem uit omdat Hij hun een volle maag gaf, maar Zijn boodschap wilden ze niet. Een beroep op God moet in de juiste geest geschieden, in de erkenning van Wie Hij is (Ps 51:19).

God luistert niet naar de leugen, naar wat niet in overeenstemming met de waarheid is (Jb 35:13). De blindgeborene sluit zich bij Elihu aan als hij zegt: “Wij weten dat God geen zondaars hoort, maar als iemand Godvrezend is en Zijn wil doet, die hoort Hij” (Jh 9:31). God verhoort de leugenspreker niet en als de Almachtige ziet Hij hem niet staan. Hij keert oor en oog van hem af. God kan alleen iemand aanschouwen in verbinding met Christus. Een zondaar die erkent een zondaar te zijn, mag weten dat Christus voor hem alles heeft volbracht. Op grond daarvan neemt God hem aan.

Copyright information for DutKingComments