Job 36:29

God is groot, en wij begrijpen Hem niet

Hoe groot God is, is door ons niet te begrijpen (Jb 36:26). Of het nu gaat om Zijn kracht en macht, Zijn wijsheid en kennis, Zijn liefde en genade, Zijn raad en Zijn voornemens, wij mensen kunnen de omvang daarvan niet bevatten. Ook “het getal van Zijn jaren” is door ons niet te doorgronden, want Hij is eeuwig. Het bepaalt ons bij onze geringheid en begrensdheid als schepselen en bij de dwaasheid van onze pogingen om Gods handelen en de redenen daarvan te begrijpen.

Het woord “want” (Jb 36:27) is de inleiding op een aantal voorbeelden die Gods grootheid, almacht en wijsheid voor de sterveling bewijzen en tevens de ondoorgrondelijkheid ervan duidelijk maken. Elihu begint met het ontstaan van “de waterdruppels”. Dat is iets wat voor vrijwel alle mensen en alle volken duidelijk is. Maar wie heeft er oog voor hoe dat gebeurt, dat God daarbij zo te werk gaat als Elihu hier beschrijft? Onmerkbaar voor de mens trekt God door de hitte van de zon waterdruppels in de vorm van damp omhoog (Ps 135:7; Am 5:8). Daarna worden die druppels in de vorm van regen over de aarde uitgegoten.

Van de opgetrokken waterdruppels vormt Hij de wolken, waardoor Hij het opgetrokken water als het ware in wolken bundelt (Jb 36:28). Ook bepaalt Hij de koers van de wolken om de regen “overvloedig op de mensen”, dat is op hun velden, neer te laten druipen. Zo zorgt Hij voor hen en toont hun Zijn goedheid (Mt 5:45b; Hd 14:17). Het is door de mens alleen maar te constateren, soms ook te voorspellen, maar niet te vatten hoe God hierin te werk gaat.

Hoe de wolken zich onder de hemel over de aarde uitbreiden, is ook onbegrijpelijk voor de mens (Jb 36:29). Een wolk kan klein beginnen en na verloop van tijd de hele hemel zwart maken (1Kn 18:44). Wie kan begrijpen hoe Hij de wolken uitbreidt, dan weer verjaagt en ze ergens anders weer doet ontstaan? Door de wetenschap is soms te voorspellen waar en wanneer er wolken zijn, maar zij kan de wolken niet maken of verjagen en ook de koers ervan niet bepalen.

De wolken zijn voor God als “Zijn hut” (Ps 18:12; Ps 97:2). Van daaruit zendt Hij Zijn bevelen en laat Hij het dreunen van Zijn stem in de donderslagen klinken. We kunnen dit constateren, maar het is onmogelijk voor ons om te begrijpen waarom God het doet.

Copyright information for DutKingComments