Job 36:31

God spreekt in de bliksem en de donder

Tijdens het dreunende onweer spreidt God door de bliksem Zijn licht over de aarde uit (Jb 36:30). Dat doet Hij in de hoge, in de lucht. Door “Zijn licht” bedekt Hij “de diepten van de zee”. De diepten – Hebreeuws: wortels – van de zee zijn de donkerste plaatsen en voor ons onzichtbaar. Deze duistere diepten van de zee zijn voor God, Die licht is, niet verborgen. Gods grootheid wordt in de hoogste en laagste regionen van de schepping gezien. Hij is overal en Hij heerst overal. Hij is in het licht van de bliksem en in de ondoordringbare duisternis van de waterdiepten.

Hij kan de regen gebruiken tot oordeel over de volken door de regen een watersnood te laten veroorzaken (Jb 36:31; vgl. Gn 7:11; 23). Hij kan de regen ook gebruiken tot zegen, om daardoor het land te bevochtigen, zodat koren en andere landbouwproducten die van de regen afhankelijk zijn, goed groeien en er “voedsel in overvloed” is.

De bliksem, die ons laat schrikken, wordt door Zijn handen bedekt (Jb 36:32). Dat wil zeggen dat de bliksem uit Zijn hand voortkomt en door Zijn hand naar Zijn doel geleid wordt. Hij bepaalt het doel van de bliksem, waar de bliksem de aarde raakt. Wij kunnen op de bliksem wachten, maar nooit weten wanneer hij precies komt, hoe hij gaat en waarheen hij gaat. Het moment, de snelheid en de richting van de bliksem zijn voor ons onvoorspelbaar en onnavolgbaar.

Als God regen geeft, kondigt Hij dat aan (Jb 36:33). We horen gerommel in de verte en weten dat er onweer aankomt. Dat is Zijn geroep. Zijn geroep kondigt aan dat Hij Zelf eraan komt. De dieren, het vee, voelen instinctief dat er storm nadert, wat aan hun gedrag te merken is. Hun gedrag kondigt daarmee ook Hem aan. Het vee reageert op Zijn spreken en Zijn komst. Maar de mens herkent Hem vaak niet als Hij spreekt en Zijn tegenwoordigheid laat merken.

Copyright information for DutKingComments