Job 38:2

Inleiding

God gaat spreken. Hij sprak tot Adam en Eva en zij verborgen zich. Toen Hij tot Mozes sprak, moest deze zijn schoenen van zijn voeten doen. Elia omwond zijn gezicht toen hij God ontmoette in het zachte suizen van een wind. De stem openbaart, misschien meer nog dan de verschijning, de persoon. Er is in de voorgaande gesprekken door Job en de vrienden en Elihu veel over God gezegd, maar Zijn daadwerkelijke aanwezigheid was niet gevoeld. Nu God Zelf Zich toont, gaat Job veranderen. Zo is dat ook bij ons.

In het spreken van God zullen we geen verklaring horen van het probleem waarmee Job heeft geworsteld. Het probleem komt zelfs niet ter sprake. God verdedigt Zich niet tegen de aanklachten van Job dat Hij onrechtvaardig zou zijn. Hij komt niet als volgende Spreker een nieuwe poging doen om Job te overtuigen, maar Hij komt als Degene Die in majesteit het laatste en beslissende woord spreekt. God komt eenvoudig als de Verhevene.

God komt niet met “nieuwe getuigen” (Jb 10:17) naar Job, waarvoor hij zo bang was. Hij komt ook in niet een wervelstorm om Job weg te vagen en niet meer naar hem te horen (Jb 9:16-18). God komt niet om zijn lijden groter te maken, maar om heel persoonlijk Zelf zielzorg aan Job te besteden. Hij laat dat niet aan anderen blijken. Maar als God Zijn werk, Zijn zorg, aan Job heeft gedaan, stelt Hij hem als een veranderde Job aan de vrienden voor. We zien iets dergelijks in wat de Heer Jezus met Petrus heeft gedaan (1Ko 15:5a; Lk 24:34; Jh 21:15).

Job wilde God dagvaarden voor Zijn rol in het lijden dat hem heeft getroffen. Maar als God aan Job verschijnt, worden de rollen omgedraaid. God roept hem ter verantwoording. Hij stelt Job meer dan zeventig vragen waarop deze geen enkel antwoord heeft. Dat levert het bewijs dat Job niet in staat is om Gods wegen met de natuur te begrijpen, laat staan er macht over heeft. Als hij niet eens daarvan de natuurlijke samenhang kent en begrijpt, hoe zou hij dan kunnen verwachten dat hij Gods handelen met de mens kan begrijpen? Dat leidt er ten slotte toe dat Job overtuigd wordt en tot verbreking komt. Hij veracht zichzelf en doet boete in stof en as (Jb 42:6).

God wordt gekend uit Zijn schepping (Rm 1:20). Hij spreekt over Zijn wonderwerken, niet over de werken van Job. Van Jobs goede werken wordt geen enkele melding gemaakt. God laat Job door Zijn verschijning aan hem weten dat Hij hem niet heeft opgegeven. Ook verwijt God Job geen bepaalde zonden als oorzaak van zijn lijden. God verwijt Job alleen maar de ongerijmde woorden die hij in zijn verbittering tijdens zijn lijden sprak. Dat is precies wat ook Elihu eerder heeft gedaan, wat bewijst dat Elihu naar de wil van God heeft gesproken.

In hun gesprekken hebben de drie vrienden en Job een moeilijk probleem besproken. Overal in de schepping blijkt dat alles is onderworpen aan vaste inzettingen en wetmatigheden. Als de Schepper met de hele kosmos handelt volgens herkenbare regels, waarom zouden er dan in Zijn omgang met de mensen niet net zulke betrouwbare regels zijn? God laat nu zien, hoezeer de mens zichzelf overschat als hij zich aanmatigt Zijn handelen als Schepper en Onderhouder te begrijpen. En als hij in de natuurlijke dingen het handelen van God al niet begrijpt, hoeveel te minder dan in Zijn wegen met de mensen.

God antwoordt Job

Een van Jobs slotwoorden was: “Laat de Almachtige mij antwoorden” (Jb 31:35; vgl. Jb 9:35; Jb 10:2; Jb 13:3). Dat antwoord komt nu (Jb 38:1). Van Jobs voornemen om de Almachtige “als een vorst” (Jb 31:37) te naderen komt niets terecht. Het antwoord van “de HEERE” komt “uit een storm”, niet om Job door die storm te vermorzelen, maar om hem te antwoorden (vgl. Jb 9:17). God antwoordt als “de HEERE”, de Naam die ook in Job 1-2 wordt gebruikt en die kenmerkend is voor de relatie van God met de mens. Die HEERE komt op imponerende wijze tot hem. Job moet erkennen met Wie hij te doen heeft. Maar Hij komt om hem te herstellen, niet om hem te verdelgen. Toen Job in ellende werd gedompeld, heeft Hij ook gesproken door een vreselijke stormwind. Daarbij kwamen al zijn kinderen om het leven (Jb 1:19).

De eerste woorden van God maken direct duidelijk wat Hij Job kwalijk neemt (Jb 38:2). God begint met de vraag: “Wie is hij?” Daarin klinkt al de grote verhevenheid van God en de grote nietigheid van de mens, Job, door. Het zijn geen woorden van verachting of van toorn, maar ze houden een verwijt in. Het zijn woorden van verontwaardiging, want Job heeft de euvele moed gehad Gods raad duister te maken door Zijn wegen verkeerd voor te stellen. Die verontwaardiging van God is begrijpelijk als we eraan denken dat wij het ook niet waarderen als er dingen van ons worden gezegd die niet waar zijn.

Job heeft met zijn woorden Gods raad, dat is Zijn regering van de wereld, waaronder ook de rampen vallen die hem hebben getroffen, duister gemaakt. God regeert in rampen en plagen, waarin duidelijk Zijn hand te zien is. Maar Zijn raad wordt duister gemaakt door menselijke benaderingen, verklaringen en redeneringen daarvan en daarover. Job heeft er ook zijn verklaring van gegeven. Daarbij is hij ertoe gekomen God van onrechtvaardig handelen te beschuldigen en daardoor heeft hij Gods raad duister gemaakt.

Hij heeft “woorden zonder kennis” over God gesproken omdat hij Gods handelen verkeerd uitlegde. Hij meende te weten wat God wel had moeten doen, maar niet heeft gedaan, dat heeft nagelaten. Ook wij moeten ervoor oppassen dat wij ons niet aanmatigen Gods wil en weg te kennen over situaties waarin iemand of wijzelf zijn terechtgekomen en die wij niet begrijpen. Wij kennen niet alle feiten waarmee God in Zijn handelen rekening houdt en die Hij gebruikt.

God roept Job op om als een man zijn heupen te gorden (Jb 38:3; Jb 40:1-2; vgl. 1Kn 20:11). Daarmee zegt God als het ware tegen hem: ‘Zet je maar schrap om naar Mijn vragen te luisteren en geef dan het goede antwoord.’ Job heeft krachtige taal geuit over wat hij allemaal tegen God zou zeggen (Jb 13:22; Jb 23:4-5). God zal de kracht van zijn woorden testen door hem te ondervragen, door hem een aantal vragen te stellen. Gods vragen zullen de verhoudingen in het juiste licht plaatsen.

Het zijn geen vragen die een mens niet kan begrijpen. Het zijn geen ‘quizvragen’ om Jobs kennis te testen, maar opvoedkundige vragen. Gods doel is niet om Job diep van zijn onwetendheid te doordringen en hem daardoor weg te vagen, wat heel eenvoudig zou zijn, maar om hem te brengen tot de ware kennis van zichzelf en van God. In die kennis groeien is groeien in de ware kennis. Dat God zo tot Job komt en hem zo aanspreekt, toont Zijn barmhartigheid ten aanzien van Job.

Copyright information for DutKingComments