Job 39:11

Nederlandse verzen (12-15)

De wilde os

Het volgende dier waarover God vragen aan Job stelt, is “de wilde os” (Jb 39:12), een enorm sterk dier. Dit dier wordt enkele keren als een symbool van kracht genoemd (Nm 23:22; Nm 24:8; Dt 33:17). God vraagt Job of dat dier hem zou willen dienen en of hij het als huisdier zou kunnen houden. Job weet wel dat dit onmogelijk is, want de wilde os is te sterk om hem te kunnen temmen. Als hij het dier in zijn kribbe naast de tamme ossen zou laten overnachten, zou hij grote verwoestingen in zijn nachtverblijf aanrichten, want hij laat zich niet binden of opsluiten.

De grote kracht van de wilde os maakt hem uitstekend geschikt om hem met een touw voor de ploeg te binden om voren over zijn land te trekken (Jb 39:13). God vraagt of Job daartoe in staat zou zijn. In deze vraag ligt wel enige ironie. Behalve de ploeg kan de wilde os natuurlijk ook de eg trekken. Wat hij kan als het om zijn kracht gaat, wil hij daarom nog niet. Zijn hele natuur komt daartegen in opstand. Daarom kan Job er niet op vertrouwen, hoe groot zijn kracht ook is (Jb 39:14). Hij kan hem geen arbeid laten doen. Hij hoeft er niet op te rekenen dat hij de kracht van de wilde os kan inzetten om zijn zaad van het veld naar zijn schuren te brengen en het te dorsen (Jb 39:15).

De boeren hebben niets aan de wilde os, maar God wil hem in Zijn schepping hebben. Deze voor de mens onbruikbare krachtpatser is door God geschapen om Zijn macht te tonen. Zoals de wilde os zijn kracht niet in dienst van de mens stelt, zo is ook Gods kracht niet door de mens op diens bevel voor hem beschikbaar. Als Job geen zeggenschap heeft over zulke schepselen als de wilde ezel en de wilde os om hen dienstbaar aan zich te maken, hoe ongeschikt is hij dan om de wereld te regeren of Gods handelwijze te beoordelen.

Copyright information for DutKingComments