Job 39:6

Nederlandse verzen (8-11)

De wilde ezel en de woudezel

De volgende vraag van God gaat over “de wilde ezel” en “de woudezel” (Jb 39:8). Weet Job hoe het komt dat hij zo vrij leeft? Dat hij zonder banden, ongebonden, rondzwerft? Wie heeft dit schepsel deze natuur gegeven met een verlangen naar vrijheid en de kracht die vrijheid ook te handhaven? Dat heeft God gedaan. Hij heeft ervoor gezorgd dat dit dier uit de handen van de mensen is gebleven en ongetemd leeft. Als hij in handen van de mensen zou vallen, zou hij getemd worden (Jk 3:7).

Behalve dat God voor de vrijheid van het dier zorgt, zorgt Hij ook voor een omgeving waar hij zich thuis voelt (Jb 39:9). De wildernis past bij zijn natuur, daar is de wilde ezel thuis (Jr 2:24). De zoutvlakte met zijn zoute gronden levert genoeg gezouten voedsel waar het dier behoefte aan heeft.

De vrije, ongebonden ezel lacht de tamme ezel uit die zich in de stad bevindt, te midden van het rumoer (Jb 39:10). Daar is de wilde ezel vrij van. Hij is in de vrije natuur en geniet daar van de rust. De tamme ezel is een slaaf en moet lasten sjouwen (Nm 22:30). Hij moet luisteren naar de bevelen van de slavendrijver en wordt door hem opgejaagd. Daar heeft de wilde ezel niets mee te maken. Hij hoort die stem niet, want hij is niet gevangen.

Hij is in de vrijheid op de bergen, waar zijn weiden zijn (Jb 39:11). Daar speurt hij naar voedsel. Als er maar iets groens is, eet hij dat met grote tevredenheid op, zonder daarbij te balken (Jb 6:5). Het is een nieuw bewijs van Gods grootheid dat Hij ook een dergelijk dier heeft gemaakt dat handelt naar de natuur die Hij het heeft gegeven.

Copyright information for DutKingComments