‏ Job 5:9

Vermaning voor Job om God te zoeken

Elifaz komt terug op zijn thema van het algemene beginsel van zaaien en oogsten (Jb 5:6; Jb 4:8). Wat boven de grond tevoorschijn komt, is het resultaat van wat gezaaid is. Verdriet en moeite zijn geen gebeurtenissen die op zichzelf staan. Het is geen toeval als een mens daardoor getroffen wordt. Zodra een mens geboren is, is moeite zijn deel. Zijn moeiten komen niet uit het niets. Volgens de theologie van Elifaz mag Job zijn lijden dan ook niet toeschrijven aan toeval of pech of iets dergelijks. Job moet zoeken naar een negatieve oorzaak van zijn negatieve ervaring. Er moet, volgens de redenering van Elifaz, zonde aan Jobs lijden ten grondslag liggen.

Elifaz ziet echter ook dat lijden een onderdeel is van ons aardse bestaan. “De mens wordt voor de moeite geboren” (Jb 5:7). Deze constatering is juist. Als geboren onder de zonde kan niets anders dan moeite zijn deel zijn. We zondigen omdat we zondaren zijn en we moeten de gevolgen daarvan dragen (Gn 3:17-19). Die gevolgen zijn verre van prettig. Wij mogen weten dat de Heer Jezus heeft gezegd: “Komt tot Mij allen die vermoeid en belast bent en Ik zal u rust geven” (Mt 11:28). Ook mogen wij de vermaning ter harte nemen dat de Heer tuchtigt wie Hij liefheeft (Hb 12:5-11; Op 3:19).

Het advies van Elifaz aan Job is om God te zoeken en Hem zijn situatie voor te leggen (Jb 5:8). Het is goed mensen erop te wijzen dat ze hun zaken aan God moeten voorleggen in het vertrouwen dat Hij het beste weet wat goed is (Ps 62:9; 1Pt 5:7). Maar in dit geval, waarin Job ervan wordt beschuldigd dat hij zijn lijden te wijten heeft aan verborgen zonden, roept zo’n advies alleen maar weerstand op. Dat heeft er ook mee te maken dat Elifaz zegt wat hij zelf zou doen als hij Job was. Als hij Job was, zou hij van niemand bijstand verwachten (Jb 5:1) en zijn woorden rechtstreeks tot God richten en Hem zeker niet aanklagen.

Maar Elifaz is niet Job en hij bevindt zich al helemaal niet in de omstandigheden waarin Job verkeert. Wat weet hij van het enorme verlies en het diepe verdriet van Job en diens grote vragen naar het waarom? Het is altijd gevaarlijk om te zeggen wat je zou doen als je in de ander zijn schoenen stond, omdat je toch niet weet hoe je zelf zou reageren als je echt overkwam wat de ander is overkomen.

Om zijn betoog kracht bij te zetten beschrijft Elifaz de grootheid van God door de woorden van Jb 5:9. God “doet grote dingen, die niemand kan doorgronden”. Daarom is er een eeuwigheid nodig om daar steeds meer van te gaan zien en Hem daar steeds meer om te gaan bewonderen. Elifaz zegt dit om Job te laten zien dat hij God toch niet kan narekenen in Zijn handelingen. Hij kan maar het beste zijn juiste plaats tegenover Hem, de Almachtige en Ondoorgrondelijke, innemen door zijn schuld te erkennen en zijn opstand tegen Hem te belijden.

Als Elifaz zelf zou geloven in de ware woorden die hij over God zegt, zou hij hebben gezwegen en zelf God hebben gezocht. God is “de God Die wonderen doet” (Ps 77:15). Elifaz plaatst de grootheid van God voor Job, opdat Job maar zal inzien hoe groot God is en hoe klein hij zelf is. Elifaz heeft er geen oog voor dat God bezig is om ook in het leven van Job wonderen te bewerken. Hij is blind voor de wonderen van God in Zijn regering, wonderen waarover wij ons alleen kunnen verbazen. Elifaz zegt als het ware tegen Job dat hij, Job, Gods handelen met hem niet begrijpt, maar dat hij, Elifaz, Gods handelen met Job wel begrijpt.

In de Jb 5:10-11 noemt Elifaz enkele van die ondoorgrondelijke dingen en wonderen waaruit Gods heerschappij en macht blijken. Hij wijst op de regen die God geeft (Jb 5:10). God zendt regen en water tot zegen. We bezien regen vaak als iets heel gewoons, maar als we goed bekijken hoe het ontstaat en wat het uitwerkt, zien we dat het een groot werk is van de macht en goedheid van God (Mt 5:45; Hd 14:17). Het is een werk in de natuur ten gunste van de aarde en de velden.

Zo werkt God ook in de mensenwereld. Hij is begaan met de nederigen en de treurenden (Jb 5:11). De nederigen geeft Hij een hoge plaats (Lk 1:52b). Voor de treurenden heeft Hij ook een speciale plaats. Hij zet hen “in een veilige vesting van heil”. Als Job zich zo tegenover God opstelt, zal hij beleven wat Elifaz hem vertelt.

Copyright information for DutKingComments