Job 6:4

Inleiding

Job gaat in zijn antwoorden steeds in op de laatste spreker, maar het is duidelijk dat hij iets gemeenschappelijks herkent in de houding van ieder van hen. Hij antwoordt de vrienden dan ook steeds gezamenlijk – hij spreekt over “jullie” – en niet ieder individueel.

De overeenkomst tussen het eerste antwoord van Job hier en zijn klacht in Job 3 is opmerkelijk. Wel is hij in zijn antwoord aan Elifaz beheerster. Ook gaat hij op meer dingen in. Maar de last is dezelfde en ook hier spreekt hij zijn verlangen naar de dood uit. Er is geen spoortje hoop.

Dit eerste antwoord, dat Job 6-7 omvat, valt in twee delen uiteen. In Job 6 richt hij zich tot zijn vrienden, waarbij hij eerst een algemene klacht uit (Jb 6:1-13), zonder zich nog direct tot de drie vrienden te richten. In Job 7 spreekt hij tot God. Het antwoord is als volgt onder te verdelen:

1. De zwaarte en werkelijkheid van zijn lijden (Jb 6:1-7).

2. Het verlangen om door God gedood te worden (Jb 6:8-13).

3. De nutteloosheid van zijn vrienden (Jb 6:14-23).

4. Hij daagt de vrienden uit om hem te toetsen (Jb 6:24-30).

5. De kortstondigheid van het leven (Jb 7:1-11).

6. God is zijn vijand (Jb 7:12-19).

7. Zijn beroep met het oog op de zonde (Jb 7:20-21).

De zwaarte van zijn lijden

Ondanks alle verdachtmakingen die achter Elifaz’ juiste woorden schuilgaan, heeft Job hem laten uitpraten en is hem niet in de rede gevallen. Als Elifaz aan het einde van zijn toespraak is gekomen, ervan verzekerd dat er niets tegenin is te brengen, blijkt dat Job verre van overtuigd is. De reactie van Job wordt ingeleid met de woorden “maar Job antwoordde” (Jb 6:1). Met deze woorden begint Jobs weerwoord op de toespraak van een van de vrienden elke keer. Job antwoordt, hoewel hij zich in zijn reactie hier niet direct tot Elifaz richt.

Elifaz heeft Job verweten dat hij bezwijkt onder zijn lijden (Jb 4:5) Als reactie daarop vraagt Job of zijn verdriet toch eens nauwkeurig gewogen, dat wil zeggen serieus genomen, zou worden (Jb 6:2). Elifaz zegt het zo gemakkelijk, maar hem is niet aangedaan wat Job is aangedaan. Er is een grote, niet in gewicht uit te drukken hoeveelheid ellende over hem gekomen. Hij is eronder bedolven. De ene na de andere ellende is over hem uitgestort. Het moest maar eens bij elkaar in een weegschaal worden gedaan. Het beeld is hier van een balans met twee schalen. Op een ervan worden de ellende en het lijden van Job opgestapeld. Job stelt het grote gezamenlijke gewicht ervan voor.

Al zijn opgehoopte ellende is zwaarder dan het zand van de zeeën (Jb 6:3). Is het dan een wonder dat hij door de zwaarte van zijn lijden tot ondoordachte uitspraken is gekomen? Het klinkt als een verontschuldiging, want hij heeft geen onjuiste of onbezonnen uitspraken gedaan.

Maar is het niet zo, dat dit ieder kan gebeuren die zwaar lijden te verduren krijgt? We zullen begrip moeten leren krijgen voor dergelijke ondoordachte uitingen en daar niet onze kille beoordeling over geven. Tegelijk mogen wij denken aan een man die ook enorm geleden heeft, maar daarover spreekt als “de kortstondige lichtheid van onze verdrukking”. Hij kon dit doen omdat hij daar tegenover “een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid” zag (2Ko 4:17). Paulus, want hij zegt dit, zag boven de omstandigheden de verheerlijkte Heer. Dit kent Job niet. Voor de Heer Jezus geldt het nog sterker dat Hij uitzag naar de vreugde die voor Hem lag (Hb 12:2).

Er is iets wat voor Job nog zwaarder weegt dan het lichamelijke lijden en dat is het bewustzijn dat het de pijlen van God, “de Almachtige”, zijn die hem treffen (Jb 6:4; vgl. Jb 16:12-13). Pijlen veroorzaken een hevige, brandende pijn. Hij voelt zich het mikpunt van de Almachtige, tegen Wie niemand opgewassen is. Dit is de eerste keer dat Job in zijn betoog God de schuld geeft van zijn lijden (Jb 7:11-21; Jb 9:13-35; Jb 13:15-28).

Er is geen andere mogelijkheid voor hem dan met zijn geest “het vergif ervan” te drinken. Zo ervaart hij wat God hem aandoet. God is zijn vijand Die de ellende die over hem is gekomen als een geordend leger tegen hem opstelt. Wat kan hij daartegen beginnen? God is zo machtig, zo bekwaam in het opstellen van Zijn verschrikkingen. Daartegen is geen verzet mogelijk.

Wij weten dat deze visie van Job op God niet juist is, maar Job kent dan ook niet wat wij mogen kennen en kunnen weten (Jk 1:2; 2Ko 4:16-18). Hij kent God niet als zijn liefhebbende Vader. Ondanks dat wij dit weten, vergeten we het ook wel eens. Als onze omstandigheden ons blikveld vullen, komen we er niet bovenuit. Alleen als we ons oog kunnen richten op de verheerlijkte Christus en het liefhebbende Vaderhart, is het mogelijk te roemen in de verdrukking (Rm 5:3).

In beeldrijke taal wijst Job op wat enkele dieren laten horen als zij eten, of beter wat zij niet laten horen als zij eten. Een dier – een “wilde ezel”, of een “rund” – dat lekker voedsel krijgt, is tevreden, je hoort het niet (Jb 6:5). Job krijgt echter op de eettafel van zijn leven rampen opgediend en dat in een zeer gevarieerde samenstelling. Hoe zou hij daarvan tevreden kunnen ‘eten’ en rustig kunnen zijn! Walgelijke spijs eet je immers niet zonder gemopper. Job kan zijn lijden en ook de woorden van de vrienden niet zien als aangenaam voedsel. Als het wel smakelijk voedsel was, zou hij niet klagen.

Maar wat hij voorgeschoteld krijgt, is een buitengewoon smakeloos menu (Jb 6:6). “Het wit van een ei” kan ook worden vertaald met ‘een walgelijk smakend slijm van een bepaalde plant’. Het is op geen enkele manier aantrekkelijk. Er ontbreken ingrediënten aan die het smakelijk en eetbaar zouden maken. Hij weigert dat menu dan ook aan te raken, laat staan dat hij het zou eten (Jb 6:7). Alleen al de aanblik ervan maakt hem ziek. Job weigert gewoon zo’n leven te leven.

Job spreekt hier niet de taal van het geloof, dat wil zeggen van het geloofsvertrouwen, zoals we dat bijvoorbeeld bij Paulus zien. Paulus had een welbehagen in wat hem aan smaadheden en lijden voor Christus overkwam (2Ko 12:10). Job heeft licht nodig en moet leren God te vertrouwen, ook daar waar hij Hem niet kan begrijpen. Ook voor ons, in elk geval voor de meesten van ons, geldt dat wij dat moeten leren.

Copyright information for DutKingComments