Job 8:19

De dag van de bozen

Bildad ondersteunt zijn verhaal over oorzaak en gevolg met een voorbeeld uit de natuur. Hij sluit ook aan op zijn verwijzing naar de vorige generaties en de kortstondigheid van hun bestaan. De wijsheid van vroeger heeft al gezien dat er geen papyrus biezen groeien waar geen moeras is en dat rietgras niet groeit zonder water (Jb 8:11). Job weet net zo goed als hij en de vorige generaties dat dat zo is.

Ook is het duidelijk hoe kort rietgras er maar is als er geen water is (Jb 8:12). Als het niet wordt afgeplukt, is het geen lang leven beschoren. Bildad past dit vervolgens toe op “de paden van allen die God vergeten” en “de hoop van de huichelaar” (Jb 8:13). Ook deze toepassing lijkt hij op te diepen uit de wijsheid van de vorige generaties. Hij wil maar zeggen dat hij niets nieuws beweert en dat Job dat goed in zijn oren moet knopen.

In het verleden is het altijd zo geweest, dat wie in God geworteld is, voorspoed heeft en dat wie handelt en wandelt zonder God erbij te betrekken, slechts een kortstondig leven heeft. Wie God vergeet, kan ook zijn hoop op zegen vergeten, net zoals rietgras er niet op hoeft te rekenen dat het zal groeien als er geen water is. De huichelaar is hij die meent Gods zegen te krijgen, terwijl hij God gewoon negeert bij zijn bezigheden. In bedekte termen maakt Bildad Job voor huichelaar uit. Het lijden van Job is voor hem het bewijs dat Job God vergeten is. Dit is wel een heel lage insinuatie ten aanzien van een oprecht man die in ellende ondergedompeld is.

Wie God vergeet en daarvoor door Hem wordt gestraft, zal walgen van zijn eerdere hoop op een voorspoedig leven (Jb 8:14). Job, zo zegt Bildad weer in bedekte termen, heeft zijn vertrouwen gesteld op zijn oprechtheid en gemeend dat God hem wel zou zegenen. Dit vertrouwen blijkt de kracht van een spinnenweb te hebben, dat wil zeggen dat het zonder enige kracht is. Als er een storm komt, probeert de spin alle draden van zijn spinrag, zijn gesponnen huis, bij elkaar te houden, maar de wind blaast zijn huis weg. Het is dwaas te veronderstellen dat spinrag enige bescherming tegen een storm biedt (vgl. Js 59:6).

“Spinrag” is in het Hebreeuws ‘huis van een spin’. Dit brengt Bildad ertoe over te gaan op het huis van hem die God vergeet (Jb 8:15). Zo iemand kan wel menen dat zijn huis zijn kracht is, maar daarin zal hij zich zeer vergissen. Zijn spinraghuis biedt hem geen enkele zekerheid; als hij zich eraan wil vastgrijpen, stort het in.

Job moet dit beeld toch wel herkennen? Is het niet zo met hem en zijn huis gegaan? Met al zijn ware woorden slaat Bildad de plank volkomen mis door alles wat hij zegt aan Job voor te houden. Hij schildert Job af als iemand die God is vergeten en daarom niets heeft overgehouden van alles waarop hij vroeger vertrouwde. Volgens Bildad is Job een huichelaar. Al zijn oprechtheid heeft hij steeds gespeeld. Zulke oprechtheid is als spinrag en biedt geen bescherming als er een storm over zijn leven raast. Dat mag toch wel uit zijn huidige situatie blijken.

Bildad vergelijkt Job nog met een “saprijke [plant] in de zon” (Jb 8:16). Dat ziet op de situatie van voorspoed waarin Job vroeger leefde. “Zijn jonge loten” stellen Jobs kinderen voor. Maar vanwege de steenachtige grond schiet de plant geen wortel (Jb 8:17; vgl. Mt 13:5; 20-21). Een storm rukt de plant met gemak van zijn plaats weg (Jb 8:18). Er blijft van die ‘saprijke plant’ niets over, het lijkt wel of hij er nooit is geweest (Ps 37:35-36). In Jobs huidige situatie herinnert niets aan zijn vroegere voorspoed.

In Jb 8:19 zegt Bildad met enig sarcasme wat hij met de voorgaande vergelijkingen heeft bedoeld. De vreugde van iemand die veel welvaart heeft gekend en zich daarop heeft beroemd, is slechts van korte duur. Dat is nu eenmaal het lot van alle huichelaars. Hij is er even geweest en dan verdwijnt hij van de aarde en ook uit de herinnering. In zijn plaats zullen anderen uit het stof tevoorschijn komen en zijn plaats innemen. Niemand denkt nog aan hem, alles draait nu om deze nieuwelingen.

Copyright information for DutKingComments