Job 8:3

Is God onrechtvaardig?

Job moet maar eens goed luisteren, zo lijkt Bildad te zeggen. Om Job goed wakker te schudden opent Bildad zijn betoog in vragende vorm met een theologische waarheid die staat als een huis (Jb 8:3). Het lijkt wel alsof hij zijn voorvader Abraham citeert (Gn 18:25). Natuurlijk verdraait God het recht niet en verdraait de Almachtige de gerechtigheid niet. ‘Daarom Job, wat er met jou gebeurt, is niets anders dan dat het recht van God zijn loop heeft en dat de Almachtige Zijn gerechtigheid uitoefent en dat is omdat je gezondigd hebt.’

In Jb 8:4 suggereert Bildad zelfs dat Jobs kinderen hun ondergang aan door hen bedreven zonden te wijten hebben (vgl. Ps 55:24). Dit verwijt moet hartverscheurend zijn voor de gevoelens van een vader die geen bewijzen heeft gevonden van zulke slechtheid bij zijn kinderen en die zorgvuldig heeft gewaakt over hun geestelijk welzijn (Jb 1:5). Het is alsof Bildad tegen hem zegt: ‘Je gebeden zijn nutteloos geweest. God heeft je kinderen niet willen redden.’

‘Trouwens’, zo gaat Bildad verder, ‘jij zult er zelf ook goed aan doen God ernstig te zoeken en de Almachtige om genade te smeken’ (Jb 8:5). Dat heeft Elifaz Job ook al aangeraden (Jb 5:8). God zoeken is een goed advies. Wie zal dat ontkennen? In dit geval ligt in dit advies de duidelijke veronderstelling dat ook Job zelf heeft gezondigd. De Heer Jezus spreekt naar aanleiding van rampen die mensen treffen anders over oorzaak en gevolg dan Bildad doet en ook wij misschien wel eens doen (Lk 13:1-5).

Behalve dat Job naar God moet zoeken en bij de Almachtige om genade moet smeken, moet Job volgens Bildad ook “zuiver en oprecht” worden (Jb 8:6). Ook hier horen we de ondertoon van de beschuldiging dat Job dat niet is. Bildad redeneert vanuit de situatie van Job. Job heeft altijd wel gedaan alsof hij zuiver en oprecht was, maar dat is allemaal huichelarij geweest. Dat is wel duidelijk af te leiden uit de rampen die God over hem heeft gebracht. Met zijn beoordeling, maar vooral ook veroordeling, van Job gaat Bildad in tegen het getuigenis dat God van Job heeft gegeven (Jb 1:1; 8; Jb 2:3). De mens die alleen beoordeelt naar wat hij met zijn ogen waarneemt (1Sm 16:7), komt altijd in botsing met Gods beoordeling.

Bildad redeneert verder en belooft Job dat God met zekerheid ter wille van hem zal “ontwaken” als hij tot ‘inkeer’ komt. Daarmee bedoelt hij dat God weer ten gunste van hem actief zal worden en Zich ten goede voor hem zal gaan inzetten. Nu is het alsof God Zijn handen van Job heeft afgetrokken en geen aandacht voor hem heeft. Als Job laat zien dat hij zijn les heeft geleerd – maar dan wel de les die Bildad hem onderwijst, natuurlijk –, zal dat veranderen.

God zal volgens Bildads logica “de woning van je gerechtigheid herstellen”. Dit houdt de veronderstelling in dat de woning van Job een woning van goddeloosheid was geworden. De vroegere voorspoed zal, als Job zich bekeert, daarin terugkeren. Zijn kinderen en dienaren zullen in vrede leven en hij zal weer rijk zijn aan vee. Het zal zelfs zo zijn, dat wat hij had – en Job was een van de rijkste mensen van het Oosten (Jb 1:3) –, klein en gering zal lijken in vergelijking met wat hij zal krijgen (Jb 8:7).

Wat Bildad zegt, wordt inderdaad vervuld (Jb 42:12), maar wel op een heel andere manier dan hij aangeeft. Bildad redeneert vanuit de gedachte van prestatie en tegenprestatie. Job zal niet worden gezegend voor zijn zuiverheid en ook niet voor een belijdenis van verondersteld kwaad. Hij krijgt zegen, niet omdat hij die heeft verdiend, maar omdat God hem die in genade geeft.

Copyright information for DutKingComments