Joel 1:9

Geen graanoffer en plengoffer

Het eerste gevolg van de vernieling van de oogst is, dat er geen graanoffer en pleng- of drankoffer meer in de tempel kunnen worden gebracht. Het lijkt erop dat de Judeeërs tot aan de ramp wel offers hebben gebracht, omdat het wegnemen ervan aan de sprinkhanen wordt toegeschreven. Dat kan betekenen dat het volk tot dat moment heeft voldaan aan zijn godsdienstige verplichtingen voor wat betreft het brengen van de voorgeschreven offers. Maar terwijl ze hun plichten aan God vervullen, maken ze tevens de maat van hun ongerechtigheid vol en komt Gods oordeel daarover. Een mens kan de uiterlijke handelingen die bij zijn godsdienst horen, uiterst nauwgezet verrichten zonder dat zijn hart erbij betrokken is.

Het wegvallen van de offers is een grote ramp. Graanoffer en pleng- of drankoffer worden genoemd omdat ze plantaardig zijn en dan ook direct door de sprinkhanenplaag getroffen zijn. Een beschrijving van het graanoffer kunnen we lezen in Leviticus 2. Zoals alle offers is ook het graanoffer een beeld van de Heer Jezus. Dierlijke offers zijn een beeld van het werk dat de Heer Jezus aan het kruis heeft gedaan. Het graanoffer is geen bloedig offer. Het spreekt dan ook van Hem als Mens op aarde, Die Zich in Zijn leven dat aan Zijn werk op het kruis is voorafgegaan, volkomen aan God heeft toegewijd. Het pleng- of drankoffer is een offer van wijn, die wordt uitgegoten over een ander offer, het hoofdoffer, heen (Nm 28:7; 14; vgl. Fp 2:17). Het spreekt van de vreugde – waarvan de wijn een beeld is – waarmee de Heer Jezus Zich aan God heeft geofferd.

De geestelijke betekenis is voor ons belangrijk. Het wegvallen van de genoemde offers betekent dat zich een situatie bij Gods volk kan voordoen waardoor het niet meer beseft Wie de Heer Jezus voor God is. Er is geen besef meer van de volkomen toewijding van de Heer Jezus aan God, zoals die in het graanoffer wordt voorgesteld. Ook wordt er niet meer aan gedacht, dat het Zijn vreugde was de wil van Zijn Vader te doen, zoals het pleng- of drank offer laat zien.

Het wil zeggen dat we niet meer aan God vertellen – dat is voor ons de betekenis van ‘offeren’ – hoe geweldig de Heer Jezus Hem heeft gediend en dat Hij dat altijd met blijdschap heeft gedaan. Er is geen gemeenschap meer met God. God, bij Wie alles gaat om Zijn Zoon – Wíe Hij is, wát Hij heeft gedaan en hóe Hij het heeft gedaan –, wordt tekortgedaan. Wat een groot verlies voor God. Wie God tekortdoet, doet ook zichzelf tekort. Wie de Heer Jezus niet als het ware Graanoffer en Pleng- of Drankoffer kent, weet ook niet meer dat zijn eigen leven een offerande mag zijn. Iemand die alleen voor zichzelf en zijn eigen genoegens leeft, weet niets van de toewijding aan God en de vreugde die dat geeft.

Priesters die zo’n houding van voor zichzelf leven bij Gods volk waarnemen, kunnen daar alleen maar om huilen. Priesters zijn mensen die eraan gewend zijn om in Gods tegenwoordigheid te zijn. Zij weten wat passend is, zij kennen Gods heiligheid, Zijn liefde en verlangens. Zij delen ook in Zijn verdriet en de pijn die de ontrouw van Zijn volk veroorzaakt.

In Israël zijn alleen de nakomelingen van Aäron priesters. In de gemeente zijn alle gelovigen priesters (1Pt 2:5). Toch is er wel een verschil tussen priester zijn en je als priester gedragen ofwel als priester dienst doen. Alleen gelovigen die echt in gemeenschap met God leven, zullen als priester dienst doen en zullen meevoelen met God. Zij weten wat Hem tekort wordt gedaan als Zijn volk slechts voor zichzelf leeft. In samenkomsten waar geestelijke offers worden gebracht, dat wil zeggen waar God wordt geëerd, zullen zij merken van welke aard en inhoud die offers zijn. Zij zullen merken of er offers gebracht worden die God eren, of dat het offers zijn waaruit alleen het eigen voordeel blijkt.

Copyright information for DutKingComments