Joel 2:16

Iedereen moet komen

Het hele volk, niemand uitgezonderd, wordt opgeroepen voor een bijzondere samenkomst. Geen excuses voor de oudsten, de kleine kinderen mogen niet worden vergeten, zelfs de zuigelingen moeten worden meegenomen. Alle klassen van de samenleving, politiek, godsdienstig of families, worden verwacht om uiting te geven aan hun gevoelens met betrekking tot de begane zonde tegenover God.

Als er sprake is van zonde voor God, is er geen onderscheid. Ieder staat strafschuldig. Het oordeel zal allen treffen, daarom worden ook allen betrokken in de oproep om bij God te komen. Ook kinderen en zuigelingen hebben te maken met de zonden van het volk en de gevolgen daarvan (vgl. Kl 4:4; Jn 3:5; Jn 4:11).

In de algemene oproep hebben we ook een aanwijzing om onze kinderen zo jong mogelijk mee te nemen naar de samenkomst. Het is goed hen mee te nemen naar alle gelegenheden waar gelovigen bij elkaar zijn. Dat geldt voor samenkomsten van allerlei aard. Zij mogen al jong betrokken zijn bij alles wat te maken heeft met het leven van de gemeente van God.

De Heer Jezus zegt tegen de godsdienstige leiders die het kwalijk nemen dat kinderen Hem eren: “Hebt u nooit gelezen: ‘Uit [de] mond van kinderen en zuigelingen hebt U Zich lof bereid’?” (Mt 21:16; Ps 8:3). Hij waardeert wat uit de mond van kinderen en zuigelingen komt. Al hebben kinderen weinig en zuigelingen helemaal geen besef van wat ze uiten, God erkent het als lof aan Hem, lof die door Hem Zelf in hun mond is gelegd. Zo is het ook met verootmoediging. Laat de kinderen er maar bij zijn.

Het samenkomen van de gemeente kent zijn blijde, maar ook zijn verdrietige aanleidingen en momenten. Het is daarmee een weerspiegeling van het leven van alle dag. We moeten onze samenkomsten niet oppoetsen tot een glanzende belevenis als er reden is ons te verootmoedigen. We hoeven de samenkomsten ook niet onder te dompelen in droefheid als er reden is ons te verheugen. Soms wisselen vreugde en droefheid zich binnen een samenkomst af. Laat het samenkomen van de gelovigen vooral de echte afspiegeling zijn van wat er in de harten van de gelovigen leeft die samenkomen en laat de kinderen daar ook deel aan hebben.

Bruidegom en bruid, dat is de pasgetrouwde man en de pasgetrouwde vrouw, worden in dit geheel apart genoemd. Zij denken wel het allerminst aan wenen en rouwklacht en ook vasten hoort niet bij een huwelijksfeest. Maar ook zij ontkomen niet aan de oproep om voor Gods aangezicht plaats te nemen. Ze zien af van hun recht op vrolijkheid, eten, drinken en zelfs huwelijksgemeenschap, waar zij als pasgetrouwden van mogen gaan genieten, om deel te nemen aan het algemene vasten en bidden. Een beroep op het eerste jaar van vrijstelling (Dt 24:5) is niet mogelijk. Het excuus “ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen” (Lk 14:20) gaat ook hier niet op.

Copyright information for DutKingComments