Joel 2:3

Paradijs en woestenij

Na het plotselinge en massale opdoemen van de vijand wordt nu de allesverwoestende werking ervan beschreven. Alles wat de vijand onderweg tegenkomt, wordt door hem totaal vernietigd. Vuur is in de Bijbel vaak de uitdrukking van Gods oordeel. Het is tevens de aanduiding van een macht die alles in de natuur verteert.

Kijk naar een veld waar de sprinkhaan nog niet is geweest. Dat lijkt op de hof van Eden, het paradijs, de trots en heerlijkheid van het land. Kijk de volgende dag naar dat veld als de sprinkhaan er is geweest. Dan lijkt het op een woeste wildernis, waar geen enkele herinnering meer is aan de weelde en de schoonheid die het veld een dag eerder bezat. Al het handelen van de Assyriërs lijkt op wat een sprinkhanenplaag bewerkt. Aan die vijand is niet te ontkomen door ervoor weg te vluchten of zich voor te verstoppen, zoals ook aan Gods oordeel op de dag van de HEERE niet te ontkomen is.

“De hof van Eden” is een aanduiding voor een paradijselijk, uitermate florissant gebied, het tegengestelde van een woestenij (Ez 28:13; Ez 31:9-18). Deze tegenstelling tussen paradijs en woestenij, maar dan omgekeerd – de woestijn wordt een paradijs –, vinden we ook in Jesaja 51 en Ezechiël 36 (Js 51:3; Ez 36:35).

Copyright information for DutKingComments