John 1:48

Nederlandse verzen (46-50)

Filippus brengt Nathanaël bij de Heer

Ook Filippus kan niet zwijgen over zijn ‘Vondst’. Hij vindt Nathanaël tegenover wie hij getuigt dat hij “Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth” heeft gevonden. Ook hij spreekt in het meervoud: “Wij hebben Hem gevonden.” Hij ondersteunt zijn getuigenis en de zekerheid ervan door te verwijzen naar wat Mozes over Hem heeft geschreven, evenals de profeten (Dt 18:18; Js 7:14; Js 9:5; Lk 24:27). Filippus kent de Schriften en gelooft ze en ziet deze daarom vervuld als hij Christus ontmoet. Daarom is er bij hem ook geen twijfel dat deze nederige Mens uit Nazareth Die bekendstaat als “Jezus, de Zoon van Jozef” de beloofde Messias is.

Het getuigenis van Filippus slaat niet direct aan. Volgens Nathanaël kan er uit Nazareth niets goeds zijn en kan daar zeker de Messias niet vandaan komen. Filippus krijgt bij Nathanaël te maken met vooroordelen. Als hij had gezegd dat hij de Christus, de Zoon van David, van Bethlehem had gevonden, was de reactie anders geweest. Zo verwachtte Nathanaël Hem. Vooroordelen zijn geen kleine verhindering. We moeten leren dat iemand niet zomaar voor de Heer wordt gewonnen. We moeten ons ook niet laten ontmoedigen door vooroordelen die anderen over Hem hebben. Filippus gaat niet redeneren, maar stelt Nathanaël voor om mee te komen en Hem zelf te zien.

Dan gaat Nathanaël mee om te zien Wie Hij dan wel mag zijn, maar ontdekt dat de Heer hem al eerder heeft gezien. Overal in dit evangelie is de Heer Jezus God. Hij ziet waarover Nathanaël nadenkt. Evenals veel anderen zal ook Nathanaël onder de indruk zijn geweest van de prediking van Johannes. Het zal hem aan het denken hebben gezet dat de komst van de Messias wel heel dichtbij kon zijn.

De Heer kent Nathanaël als een oprechte Jood die uitzag naar Zijn komst. Daarom kan Hij hem zo aanspreken. Nathanaël is er verbaasd over dat Hij hem zo aanspreekt. Zijn vraag: “Vanwaar kent U mij?” maakt duidelijk dat hij nog niet weet Wie hij tegenover zich heeft. De Heer overtuigt Nathanaël door hem te zeggen dat Hij hem al had gezien, nog voor Filippus hem riep en ook de plek gezien had waar hij was. Terwijl Nathanaël dacht dat niemand hem zag, zag de Heer hem, daar onder de vijgenboom. En terwijl hij daar zat, zag de Heer ook de overleggingen van zijn hart.

Dat de Heer de vijgenboom vermeldt, is ook niet zonder betekenis. De vijgenboom is een symbool van Israël. In Nathanaël kunnen we dan ook een beeld zien van het gelovig overblijfsel dat voor Christus het ware Israël is. Daarin is geen bedrog, maar het ware Israël kent Hem en ziet naar Hem uit. Het ware Israël vertoont de kenmerken van de Messias van Wie wordt gezegd dat “geen bedrog in Zijn mond geweest is” (Js 53:9).

Na deze woorden is Nathanaël in zijn hart en geweten overtuigd dat Hij de Zoon van God is, Gods uitverkoren Koning. Na de aanvankelijke aarzeling toen Filippus hem riep, is er nu een spontane belijdenis. De belijdenis van Nathanaël is de belijdenis van iedere Godvrezende Jood. Het is de belijdenis dat de Heer Jezus de Messias is, de Zoon van God als Mens op aarde, maar wel beperkt tot Israël.

Copyright information for DutKingComments