John 10:28-29

De zekerheid van de schapen

Tegenover het ongeloof van de Joden waardoor zij niet tot Zijn schapen behoren, geeft de Heer drie kenmerken van hen die Hij “Mijn schapen” noemt. In de eerste plaats horen ze de stem van de Herder. Dit horen is het herkennen van Zijn stem waardoor zij bij Hem blijven.

Het tweede is niet dat zij Hem kennen, maar dat Hij hen kent. Dat Hij hen kent, is meer dan dat zij Hem kennen (vgl. Gl 4:9a). Hun kennen van Hem is altijd beperkt, maar Zijn kennen van hen is volmaakt en in volkomen liefde. Hij kent hen met al hun gedachten en gevoelens, hun woorden en wegen, hun gevaren en moeiten, hun verleden, heden en toekomst.

Het derde is dat ze Hem volgen. Geloof is levend en praktisch. Het betekent ook dat Hij voor hen uitgaat, Hij Die hen kent en ook de omstandigheden kent waar ze doorheen moeten. Dat is een grote veiligheid en zekerheid.

Hij geeft hun eeuwig leven, dat is Zijn leven, dat is Hijzelf als het eeuwige leven (1Jh 5:20). Het leven dat Hij geeft, kan niet verloren gaan. Het kan niet door een innerlijke zwakheid worden aangetast en ten val worden gebracht. Ook van buitenaf is er geen macht die dit leven kan verderven, want welke macht zou er zijn die hen zou kunnen rukken uit de hand van Hem Die alle macht heeft in hemel en op aarde (Mt 28:18)?

Zijn bescherming gaat nog verder. Hij vertelt over de liefde van de Vader voor hen, want de schapen zijn Hem door de Vader gegeven. Dat betekent niet dat de Vader hen niet meer bezit, maar dat de Vader hen aan de zorg van de Zoon heeft overgedragen. Zou er een macht denkbaar zijn die wat de Vader aan de Zoon heeft gegeven, maar waar Hij nog steeds Zijn beschermende hand over uitgestrekt houdt, uit die machtige hand zou kunnen rukken? Hij is groter dan welke macht ook (Ex 18:11; 2Kr 2:5; Ps 135:5; vgl. 1Jh 4:4).

De Heer Jezus besluit de zekerheidsstelling van de schapen in Zijn hand en in die van de Vader met erop te wijzen dat Hij en de Vader één zijn. Afzonderlijk zijn Zij Beiden almachtig en is geen macht in staat de Zijnen uit de hand van óf de Zoon óf de Vader te rukken. Als de Heer dan ook op de eenheid van de Vader en de Zoon wijst, is dat een overvloedige verklaring van zekerheid.

Dat de Zoon dit zegt, is tevens de hoogste verklaring van heilige liefde en onbegrensde macht. Daarvan kan niemand spreken dan alleen Hij Die de Zoon is. Hij spreekt over de geheimen van de Godheid met de intieme bekendheid die eigen is aan de eniggeboren Zoon Die in de schoot van de Vader is. Zij zijn één, dat is niet als Persoon, want zij zijn twee Personen, maar één in hun Goddelijke natuur of wezen. Zij Die zo één zijn, zijn dat ook in de gemeenschap van Goddelijke liefde en bescherming voor de schapen.

Copyright information for DutKingComments