John 11:3

Inleiding

De Heer is verworpen in Zijn woorden (Johannes 8) en in Zijn werken (Johannes 9). Hij heeft daarna van de ongelovige massa van de schapen van het volk een overblijfsel voor Zichzelf afgezonderd als Zijn eigen schapen (Johannes 10). Hij heeft zelfs daarbovenuit gesproken over andere schapen die met Zijn eigen schapen één kudde zullen vormen waarvan Hij de Herder zal zijn. Dat betekent tevens het terzijde stellen van Zijn volk, de Zijnen, tot wie Hij gekomen is, maar door wie Hij niet is aangenomen.

Voordat de Heer Zich als gevolg daarvan met Zijn discipelen terugtrekt in de opperzaal (Johannes 13), zal God in Johannes 11-12 nog een fris, volkomen en laatste getuigenis aan de Heer Jezus geven. Dit getuigenis betreft Zijn Goddelijk Zoonschap dat wordt tentoongespreid in de kracht van de opstanding (Johannes 11) en het betreft Hem als de Zoon van David en als de Zoon des mensen (Johannes 12). Deze drie getuigenissen worden openbaar en dicht bij Jeruzalem gegeven.

Lazarus is ziek

Johannes 11 begint, evenals Johannes 9, met het voorstellen van een situatie waarin we de gevolgen van de zonde zien. Ziekte is een gevolg van de zonde, maar de gevolgen zijn hier ernstiger. Hier is niet alleen sprake van ziekte, maar ziekte die de dood tot gevolg heeft. Anders dan de blindgeborene is de zieke een bekende van de Heiland. Het is ook bekend waar hij woont. Hij woont in Bethanië dat nader wordt aangeduid als “het dorp van Maria en haar zuster Martha”. Dat betekent niet dat zij het daar voor het zeggen hebben, maar dat het een dorp is waarop zij door hun liefde voor de Heer een speciale glans leggen. Hij komt daar graag.

Johannes vermeldt tussen haakjes alvast de bijzondere daad van Maria aan Christus die pas in het volgende hoofdstuk plaatsvindt. Wie heeft er nooit van gehoord? Haar daad zal over de hele wereld worden verkondigd. Het gaat om de broer van deze bijzondere vrouw.

De zusters weten bij Wie ze met hun nood moeten zijn. Ze kennen de Heer en Zijn macht om gezond te maken. Ze richten zich tot Hem met de boodschap dat hun broer ziek is. Hoe prachtig verwoorden zij hun boodschap. In de eerste plaats spreken ze Hem niet aan als ‘Jezus’, maar als “Heer”. In de tweede plaats spreken ze Hem aan vanuit de kennis die zij hebben van Zijn liefde voor hun broer. Ze noemen geen naam en zeggen niet ‘Lazarus is ziek’, ook niet ‘hij, van wie wij zoveel houden, is ziek’, maar “hij die U liefhebt is ziek”.

Ook maken ze niet voor de Heer uit dat Hij snel moet komen of dat Hij, waar Hij is, een machtwoord moet spreken, zodat hun broer gezond wordt. Mogelijk ligt dat opgesloten in het woord “zie” dat ze gebruiken. Voor Hem is Lazarus zichtbaar en is Hij bij Hem aanwezig. Hij is de Alomtegenwoordige. Ze claimen geen genezing, maar leggen hun nood eenvoudig bij de Heer neer in het besef van Zijn liefde voor hun broer. Ze laten aan Hem over hoe Hij hierop zal reageren. Hieruit blijkt hun grote vertrouwen in Hem.

Copyright information for DutKingComments