John 12:1-8

Weer in Bethanië

Na Zijn verblijf in de stad Efraïm (Jh 11:54) gaat de Heer weer naar Bethanië. Het is zes dagen vóór het Pascha. Er wordt niet aan toegevoegd ‘het feest van de Joden’. Dat bepaalt ons dit keer bij de betekenis van het feest voor de Heer. Op dit feest zal Hij Zichzelf als het ware Paschalam overgeven in de dood.

Op weg naar Jeruzalem komt Hij in Bethanië, waar Hij te gast is bij Martha, Maria en Lazarus. Dat Lazarus er deze keer bij is, zal aan dit bezoek een bijzondere glans hebben gegeven. Die bijzondere glans wordt nog vergroot door de daad die Maria zo dadelijk aan de Heer Jezus verricht. Lazarus wordt als speciale aanwezige genoemd, met als reden van zijn aanwezigheid dat hij was gestorven, maar dat Christus hem uit de doden had opgewekt. De Levengevende en de levend gemaakte horen bij elkaar. Zo mogen gelovigen telkens als door Hem levend gemaakte mensen samenkomen bij Hem Die hun het leven heeft gegeven.

Er wordt door Martha een maaltijd voor de Heer klaargemaakt en door haar opgediend. Het dienen van Martha wordt hier in waarderende zin genoemd. Ze doet het zonder commentaar te leveren op de Heer Jezus en haar zus (Lk 10:38-42). Lazarus is een van degenen die aanliggen. We lezen nergens van Lazarus dat hij een woord heeft gesproken. Hij is een prachtig voorbeeld van een ware aanbidder. Hij geniet zonder woorden met heel zijn hart van de gemeenschap met zijn Heer. Wat zal hij op een nieuwe manier naar Hem hebben gekeken, vol dankbaarheid en bewondering.

Maria zalft de Heer Jezus

Nadat we enkele dingen over Lazarus en Martha hebben gehoord die beiden hun geheel eigen plaats in dit tafereel hebben, wordt onze blik op Maria gericht. Wat zij doet, ook zonder woorden, is bijzonder. Ze heeft geen speciale profetische openbaring gehad. Ze handelt naar de geestelijke aanvoeling van haar hart dat alles heeft gevonden in de Christus van God, een hart dat het doodsgevaar aanvoelt waarin Hij verkeert. Anderen mogen denken aan Zijn wonderen en dat Hij Zich er wel uit zou redden, zoals Hij bijvoorbeeld heeft gedaan toen ze Hem in Nazareth van de steilte wilden werpen (Lk 4:30), maar Maria denkt aan Zijn dood en Zijn begrafenis. Met het oog daarop heeft zij Hem, haar Heer, gezalfd.

Ze gebruikt daarvoor een pond balsem van onvervalste nardus die heel kostbaar is. Ze wil, evenals David vroeger, geen offer brengen dat haar niets kost (2Sm 24:24). Voor haar Heer is alleen het beste genoeg. Ze bukt zich en zalft Zijn voeten met de balsem. Zijn voeten spreken ervan dat Hij, de Zoon van God, op aarde is gekomen, gezonden door de Vader om Hem te verklaren. Ze droogt Zijn voeten met haar haren af. Haar lange haar is haar eer (1Ko 11:15a). Ze legt als het ware haar eer over de voeten van de Heer om ze daarmee af te drogen. Het gevolg is dat haar haren met dezelfde kostbare balsem worden gezalfd en dezelfde heerlijke geur verspreiden.

Door haar toewijding, waarvan het lange haar als een sluier ook spreekt (1Ko 11:15b), wordt de aangename geur van de Heer Jezus door haar omgeving genoten. Het hele huis wordt met de geur van de balsem vervuld (vgl. Hl 1:12) waardoor alle aanwezigen ervan mee kunnen genieten. Als een gelovige in de samenkomst Christus vereert door Hem te prijzen, genieten anderen daarvan mee.

Judas reageert op de daad van Maria

Niet alle aanwezigen genieten van de daad van Maria. Er zijn er die niet kunnen waarderen wat zij aan de Heer heeft gedaan. Uit andere evangeliën weten we dat de discipelen er kritiek op leveren. Hier wordt die kritiek bij monde van Judas geuit. Johannes noemt hem de man “die Hem zou overleveren” waardoor het contrast met de daad van Maria op de grootst mogelijke wijze wordt voorgesteld.

De reden van de kritiek van Judas betreft het bedrag dat Maria voor haar balsem heeft uitgegeven. Hij weet het bedrag goed in te schatten. Als we bedenken dat een denaar het loon voor een dag werken is (Mt 20:2), heeft de balsem van Maria een jaarloon gekost. We kunnen dit omrekenen naar vandaag. Per 1 januari 2008 is het bruto minimum dagloon voor iemand van drieëntwintig jaar of ouder €61,62, dat komt neer op iets meer dan €50,00 netto. Voor het gemak gaan we uit van €50,00. Dat betekent dat de balsem van Maria omgerekend naar vandaag een waarde van €15.000,00 vertegenwoordigt. Wat een verspilling als je bedenkt hoeveel armen daarmee geholpen hadden kunnen worden. Zo doet Judas het althans door zijn woorden voorkomen.

De ware reden is dat hij zichzelf ermee had willen verrijken. De armen interesseren hem niets. Hij denkt alleen aan zichzelf. Los van de boze motieven van Judas zijn er ook veel christenen die redeneren als Judas. Zij zeggen dat een tijd van aanbidding verspilde tijd is, want de nood in de wereld is groot. Het evangelie brengen of het helpen van mensen in nood vinden zij veel belangrijker dan aanbidding.

Ontegenzeglijk zijn de genoemde dingen belangrijke dingen die ook moeten gebeuren. Maar als we zeggen dat zulke bezigheden belangrijker zijn dan aanbidding van de Zoon en de Vader, zeggen we daarmee dat mensen belangrijker zijn dan God. Juist in dit evangelie, dat van Johannes, geeft de Heer Jezus aan wat de Vader zoekt en dat is: aanbidders (Jh 4:23). Zo iemand is Maria. Dat de Vader hen zoekt, betekent dat ze, oneerbiedig gezegd, niet voor het oprapen liggen, maar dat ze redelijk zeldzaam zijn (vgl. Lk 17:12-18).

Het is opmerkelijk dat de Heer de zorg voor de financiën van de discipelen aan Judas heeft toevertrouwd. Had Hij dat niet beter aan Mattheüs kunnen doen? Als belastingontvanger had Mattheüs geleerd met geld om te gaan. Hoewel een dienst voor de Heer vaak aansluit bij wat we in het maatschappelijke leven doen of hebben gedaan, is dat niet de standaardprocedure voor de opdracht die de Heer de Zijnen geeft. Dat Hij Judas het beheer over de financiën heeft gegeven, wil niet zeggen dat Hij dat heeft gedaan omdat Judas een dief was. Hij heeft Judas ermee op de proef gesteld, zoals Hij ook Adam en Eva op de proef heeft gesteld en zoals Hij ook ons vaak op de proef stelt.

Als Hij welk mens dan ook op de proef stelt, is dat niet omdat Hij wil weten hoe deze erop zal reageren, maar om die mens zelf ertoe te brengen zijn afhankelijkheid van Hem daarin te tonen. Als de mens dat doet, zal hij zijn taak tot eer van God volbrengen. Als de mens dat niet doet, zal hij falen tot zijn eigen schade en schande.

Reactie van de Heer

De Heer wijst Judas terecht. Dat doet Hij niet door de huichelarij van Judas te ontmaskeren, maar door tegenover het huichelachtige gedrag van Judas Zijn waardering voor de daad van Maria uit te spreken. Hij rechtvaardigt haar daad, een daad die niet tegengehouden had mogen worden. Wat zij heeft gedaan, heeft Hij in genade in haar hart kunnen werken omdat zij aan Zijn voeten heeft gezeten om naar Zijn woord te luisteren (Lk 10:39).

Aan wie die houding ten opzichte van Hem aanneemt, kan Hij laten zien wat Hem bezighoudt waardoor de geestelijke gevoelens voor Hem gevormd worden. Iemand die op deze wijze is gevormd, weet wat Hem toekomt, zonder dat Hij uitdrukkelijk Zijn wil bekend hoeft te maken.

Door naar Hem te luisteren heeft Maria begrepen dat haar geliefde Heer zal sterven en begraven zal worden. Hij heeft het vaker gezegd, maar de discipelen hebben het niet begrepen. Zij wel. Zij is daarom niet bij Zijn graf, zoals de andere vrouwen die Hem wilden zalven, maar te laat komen omdat Hij al is opgestaan. Wat de vrouwen uit liefde, maar ook in onwetendheid, wilden doen, heeft Maria hier al gedaan.

Hoe zeldzaam zijn de mensen geweest die iets hebben aangevoeld van wat de Heer te wachten stond en wat Hem bezighield. Hoe zeldzaam zijn nog steeds gelovigen die door hun innige omgang met Zijn Woord weten wat Hij tot stand heeft gebracht door Zijn dood, begrafenis, opstanding en verheerlijking en Hem daarvoor eren door Hem hun leven toe te wijden.

Hij wijst er verder op dat ze de armen altijd bij zich hebben, terwijl ze Hem niet altijd bij zich zullen hebben. De armen zouden er altijd blijven en daarmee de gelegenheden om hen te helpen. Hij zal spoedig van hen weggaan en dan zullen ze niet meer aan Hem kunnen doen wat nu nog wel mogelijk was.

Maria heeft dat begrepen en geuit. Ze heeft de prioriteiten juist gesteld. Ze heeft gespaard en haar geld besteed aan balsem voor de Heer. Ze heeft de balsem niet gebruikt voor de begrafenis van haar broer, maar die bewaard voor de begrafenis van de Heer. Hij behoort altijd en overal de eerste plaats in te nemen. Wat aan Hem wordt gedaan, is belangrijker dan wat voor Hem wordt gedaan.

Copyright information for DutKingComments