John 12:24

Het antwoord van de Heer

Naar aanleiding van de vraag van de Grieken bij monde van Zijn twee discipelen geeft de Heer Jezus nieuw en bijzonder onderwijs over Zichzelf, Zijn werk en de resultaten daarvan. Om dit onderwijs op de juiste wijze te begrijpen moeten we bedenken dat de Grieken alle niet-Joden vertegenwoordigen. Daarom spreekt de Heer Jezus niet over Zichzelf, zoals hiervoor, als de Zoon van God Die de doden opwekt of levend maakt, ook niet als de Zoon van David, de beloofde Messias, maar als de Zoon des mensen Die verheerlijkt wordt. Wanneer Hij als de Zoon des mensen verheerlijkt zal zijn, zal Hij tot een zegen voor alle mensen zijn, niet alleen voor de Joden. Dan zullen niet slechts enkele Grieken Hem zien, maar de hele wereld (Op 1:7).

Voordat het zover is, moet Hij eerst in de dood gaan om daaruit vervolgens op te staan en verheerlijkt te worden, eerst in de hemel en later openlijk op aarde. De Grieken wensen “Jezus” te zien, dat betekent dat ze in Hem niet meer dan een mens op aarde veronderstellen en Hem ook zo wensen te zien. Het is echter onmogelijk ‘Jezus’ werkelijk te zien als Mens in vernedering op aarde, als we niet eerst hebben begrepen dat Hij de verheerlijkte Mens in de hemel is. En dat is alleen mogelijk als we hebben gezien dat Hij in de dood is gegaan.

Met het oog daarop spreekt de Heer over Zichzelf als de tarwekorrel die in de aarde moet vallen en moet sterven. Dat is de voorwaarde om deel te kunnen krijgen aan Zijn verheerlijking. Die voorwaarde leidt Hij weer in met het dubbele “voorwaar” en het gezaghebbende “Ik zeg u”. Het is ook van het grootste belang dat Hij zal sterven als de tarwekorrel, want als Hij dat niet doet, zal er geen vrucht zijn. Juist door in de dood te gaan zal er een rijke vrucht zijn, zoals er uit een tarwekorrel die in de aarde valt en sterft, een aar groeit met veel tarwekorrels.

Dat Zijn dood de enige manier is om deze vrucht te doen ontstaan, maakt de toestand van de mens duidelijk. Van de mens is geen enkele vrucht te verwachten omdat hij in de zonde leeft. Alleen de dood beantwoordt aan de nood van de zonde en alleen Zijn dood geeft de uitweg voor de zondaar en maakt van hem ‘veel vrucht’ als gevolg van het werk van Christus. Deze vrucht bestaat uit het geestelijk nageslacht als resultaat van Zijn werk (Js 53:10-11; Hb 2:12-13).

Wie vrucht is van Zijn opstanding, zal Hem volgen in Zijn leven op aarde. Dat betekent dat een volgeling van de Heer Jezus zal delen in Zijn lijden. Dat is niet het lijden ter wille van de zonden aan het kruis, maar lijden dat hem door de mensen wordt aangedaan omdat hij Christus volgt. Het is met de dienaar niet anders dan met de Meester. Wat de Heer Jezus van Zichzelf heeft gezegd, past Hij toe op allen die bij Hem willen horen.

Ieder die bij Hem wil horen, zal moeten sterven. Dit sterven vindt plaats als een mens zichzelf veroordeelt. Hij geeft zijn eigen belangen prijs en ziet in dat de dood van Christus een einde heeft gemaakt aan het leven voor zichzelf. Wie zijn leven haat in deze wereld, toont dat door niet voor zichzelf te leven. Wie dat doet, bewaart zijn leven tot het moment dat het volkomen genoten zal worden in de eeuwige heerlijkheid.

Het is een van de weinige keren dat Johannes het eeuwige leven voorstelt als iets wat in het verschiet ligt en nog niet als het tegenwoordig deel van de gelovige. Een ‘verloren’ leven, een leven dat ‘gehaat’ wordt, is een leven waarin Christus wordt gediend en waarin Hij wordt gevolgd. En het volgen van Hem brengt iemand als het ware automatisch waar Hij is, dat is in het Vaderhuis. Daar wacht zo iemand een bijzonder eerbetoon. De Vader zal iemand die de Zoon dient, eren. Is dat niet groot?

Copyright information for DutKingComments