John 12:32-33

Als Ik van de aarde verhoogd ben

De Heer spreekt over een nieuw “nu”. Het eerder gebruikte ‘nu’ heeft betrekking op Zijn komst in de wereld (Jh 5:25). Het ‘nu’ dat de Heer hier gebruikt, heeft betrekking op het kruis. Als de Vader heeft gesproken over de verheerlijking van Zijn Naam in verbinding met de opwekking van Christus, betekent dat het oordeel van de wereld en de overste van de wereld. De opwekking van Christus is het bewijs dat de Vader geen enkele band meer heeft met de wereld en dat Hij de wereld als onverbeterlijk slecht aan het oordeel moet prijsgeven.

Dit nieuwe ‘nu’ heeft ook gevolgen voor de duivel. Hij zal worden buiten geworpen (Lk 10:18; Op 12:9; Op 20:3; 10). Hoewel het nog enige tijd zal duren voordat dit oordeel voltrokken wordt, ligt het vast door de opwekking van de Heer Jezus. Voor de gelovige betekent het dat hij door zijn verbinding met Christus in de opstanding niet meer tot het gezagsgebied van de duivel behoort.

Voor al de Zijnen wordt Christus als Hij aan het kruis hangt het aantrekkingspunt. Daar, op het kruis, trekt Hij de Zijnen uit de tegenwoordige boze eeuw tot Zich (Gl 1:4). Door te wijzen op het verhoogd worden van de aarde als de manier waarop Hij zal sterven, kondigt de Heer Zijn kruisdood aan. De dood aan het kruis is de enige dood die plaatsvindt door iemand te verhogen van de aarde. Zo zal ook de Schrift worden vervuld dat Hij aan een hout zal sterven (Dt 21:23; Gl 3:13). Daarmee sluit de Heer uit dat Hij door steniging zou worden gedood, de bij de Joden gebruikelijke manier van terechtstellen.

De menigte weet dat Hij Zichzelf heeft aangeduid als de Zoon des mensen. Die titel is hun bekend uit Daniël 7 (Dn 7:13). Nu spreekt Hij over Zijn verhoging. Misschien hebben ze begrepen dat Hij over het kruis sprak (Jh 8:28). Het kan ook zijn dat zij hebben gedacht aan naar de hemel gaan omdat Hij daarover al eerder heeft gesproken (Jh 6:62). In elk geval weten ze uit de wet dat de Christus, als Hij eenmaal op aarde is, altijd op Zijn troon op aarde zal blijven (Ps 89:5; 37; Js 9:5-6; Dn 7:14). Daar hoort geen verhoging aan het kruis of een gaan naar de hemel bij. Kon Hij dan wel de Zoon des mensen zijn? En als Hij het niet was, wie was het dan wel?

Hun redeneringen gaan altijd weer de verkeerde kant op, omdat zij niet weten – en ook niet weten willen – van een lijdende Zoon des mensen. Dat komt omdat zij vergeten wat in Psalm 8 staat. Daar staat dat Hij voor een korte tijd beneden de engelen moet worden gesteld (Ps 8:6). Uit Hebreeën 2 weten we dat dit is vanwege het lijden van de dood (Hb 2:9).

Copyright information for DutKingComments