John 12:37-41

Het ongeloof van het volk

Hier staat in duidelijke woorden dat alle tekenen van de Heer hen niet tot geloof in Hem hebben gebracht (vgl. Mt 11:20). Dat is ook niet verrassend, want het is voorzegd. De afwijzing van Hem ondanks Zijn vele tekenen die Hij in hun bijzijn heeft gedaan, is een vervulling van het woord van de profeet Jesaja (Js 53:1). Jesaja heeft in zijn dagen gepredikt en gesproken over de macht van Jahweh ten gunste van Zijn volk. Het volk heeft echter niet geluisterd en heeft Jahweh verworpen. Johannes past dit woord van Jesaja nu toe op de Heer Jezus, ja, hij zegt zelfs dat dit woord van Jesaja nu zijn vervulling krijgt.

Met dit citaat vraagt Johannes als het ware verbaasd aan de Heer of de prediking van Gods profeten en die van de Heer Jezus in het bijzonder wel enig resultaat hebben gehad, ondanks de openbaring van de macht van Christus aan Zijn volk. Er is een antwoord op die vraag. Dit antwoord komt ook van Jesaja. Jesaja zegt dat God de ogen van Zijn volk heeft verblind en hun hart heeft verhard (Js 6:9-10). Dit oordeel van verharding is het gevolg van hun absolute weigering om God te gehoorzamen. Ze hebben Hem en Zijn woord verworpen. Zo was het in de dagen van Jesaja en zo gebeurt het ook hier met de Heer Jezus. Het volk wil niet geloven.

Dan bepaalt God op zeker moment dat het volk ook niet meer kan geloven. Hij bezegelt hun keus. Ditzelfde woord van Jesaja over verharding vinden we ook als het volk het getuigenis van de verheerlijkte Christus heeft verworpen (Hd 28:25-27). Zo zien we dat de drie-enige God wordt verworpen:

1. In Jesaja 6 betreft het Jahweh van de legermachten.

2. Hier, in Johannes 12, betreft het de Heer Jezus.

3. In Handelingen 28 gaat het om het getuigenis van de Heilige Geest.

In aansluiting op zijn aanhaling uit Jesaja verklaart Johannes dat Jesaja, toen hij over Jahweh sprak, in feite over de Heer Jezus heeft gesproken. Daarmee hebben we een duidelijk en krachtig bewijs dat de Heer Jezus dezelfde is als Jahweh van het Oude Testament. De Heer Jezus is God en overal waar God Zich in het Oude Testament openbaart, doet Hij dat in Zijn Zoon. Het kan niet duidelijker worden gezegd dan Johannes dat hier doet. Welke heerlijkheid zag Jesaja? Hij zag “de Koning, de HEERE [Hebreeuws: Jahweh] van de legermachten” (Js 6:5). En Johannes zegt hier dat Jesaja van Hem, dat is van de Heer Jezus, sprak. Wat een prachtig getuigenis!

Het oordeel van verharding is over het volk als geheel gekomen. Het moest ook komen, want hoewel zelfs velen van de oversten in Hem geloven, doen zij dat zonder Hem werkelijk te belijden. Ze belijden Hem niet naar de waarheid van Zijn Persoon, want zij zien in Hem alleen iemand die tekenen doet. Ze bewonderen Hem heimelijk, maar belijden Hem niet openlijk omdat ze bang zijn voor de farizeeën. Als de farizeeën lucht zouden krijgen van hun bewondering voor Hem, zouden ze uit de synagoge gebannen worden. En dat hebben ze er niet voor over. De werkelijke reden dat zij Christus niet openlijk belijden, is dan ook dat zij gericht zijn op de eer van mensen en niet op de eer van God. De eer van God staat op het tweede plan, de eer van mensen staat op het eerste plan.

Copyright information for DutKingComments