John 13:1

Eindeloze liefde

De Heer heeft Zich met Zijn discipelen teruggetrokken om met hen alleen te zijn. Hij wil voor hen Zijn hart openen en hun vertellen Wie Zijn Vader voor hen is. Nu Hij op het punt staat van hen heen te gaan, wil Hij hun op verschillende manieren voorstellen wat hun nieuwe plaats voor God de Vader en in de wereld is in contrast met hun plaats in Israël. Om hun dit te vertellen heeft Hij Zijn intrek genomen in de bovenzaal van een huis in Jeruzalem. In die bovenzaal wil Hij met hen het Pascha vieren.

In de andere evangeliën lezen we over de voorbereidingen daarvoor en leren we de uiterlijke omstandigheden van het Pascha kennen (Lk 22:8-13). Johannes houdt zich daar niet mee bezig. Hij beschrijft een ander soort voorbereiding. Hij schrijft over de geest of gezindheid waarin de Heer de Zijnen tot het vieren ervan vergadert. Hij laat ons als het ware de atmosfeer van de Goddelijke liefde proeven waarin deze gebeurtenis plaatsvindt. Deze voorbereiding doet de Heer Zelf. Hij doet dat in het volle besef van het feit dat Zijn uur is gekomen (Jh 12:23; Jh 17:1; vgl. Jh 2:4; Jh 7:30; Jh 8:20).

Christus is de enige Mens bij Wie nooit iets onverwacht gebeurt. Hij weet alles volmaakt van tevoren. Dat Zijn uur is gekomen, betekent dat Hij de kruisdood zal sterven, verworpen door mensen en verlaten door Zijn God. Toch spreekt Johannes daar niet over. Wat Johannes over het einde van het leven van Christus op aarde zegt, past bij zijn evangelie. Johannes beschrijft niet de slechtheid van de mens of de satan, ook niet Gods toorn over de zonde, maar vertelt ons over het vertrek van de Zoon uit de wereld om naar de Vader te gaan. Dit is wat de Heer Jezus bezighoudt en wat de achtergrond vormt van de komende hoofdstukken.

Het gaat daarin allemaal over de Vader en wat het heengaan van de Zoon naar de Vader betekent voor Zijn discipelen als voorwerpen van Zijn liefde. Alles wordt door Hem gekend en gevoeld in de tegenwoordigheid van de Vader. Daarom wordt aan Zijn overgaan naar de Vader uit deze wereld direct Zijn liefde verbonden voor de Zijnen die in de wereld zijn.

We hebben ook in het begin van dit evangelie gelezen over “de Zijnen” (Jh 1:11). Daar gaat het over Zijn volk Israël als de Zijnen, maar dat de Zijnen, Zijn volk, Hem niet hebben aangenomen. Nu spreekt Johannes weer over ‘de Zijnen’. Dat is niet Zijn volk als geheel, maar het zijn zij uit Zijn volk die Hem wel hebben aangenomen. Zij zijn werkelijk de Zijnen, zij horen bij Hem, zij zijn Zijn schapen.

Voor hen betekent Zijn heengaan naar de Vader een groot gemis. Wat zullen ze zich alleen kunnen voelen in een vijandige wereld. Dat is de Heer Jezus Zich bewust en daarom zal Hij hen achterlaten met een indrukwekkend bewijs van Zijn liefde voor hen, een liefde die er tot het einde zal zijn. Het bewijs van die enorme liefde betreft zeker Zijn werk aan het kruis. Daarbij kunnen we denken aan een oneindige diepte van liefde.

Zijn liefde strekt zich ook uit in de lengte, in de toekomst, want het is een liefde waar, hoe ver we ook kijken, het einde niet van te zien is. Dat is wat Johannes bedoelt als hij schrijft over “liefgehad tot [het] einde”. Als we iets als een eindpunt kunnen bedenken, dan gaat Zijn liefde nog verder. Hoe ver we ook in de toekomst kunnen kijken, Zijn liefde is daar ook. Wat we ook aan ellende en verdriet kunnen meemaken, Zijn liefde gaat dieper. De maat van deze liefde is niet te peilen of te doorgronden of te meten. Die liefde kunnen we alleen ervaren en bewonderen.

Copyright information for DutKingComments