John 13:34
Het nieuwe liefdegebod
De Heer spreekt Zijn discipelen aan als “kinderen”. Hij zegt niet ‘Mijn kinderen’. Dat zijn ze ook niet. Nergens worden de gelovigen ‘kinderen van de Heer Jezus’ genoemd. Hij spreekt hen aan als kinderen van God. Het is de naam van lieflijke betrekkingen en kwetsbaarheid. Hij zal nog maar een korte tijd bij hen zijn, want Hij zal binnenkort naar Zijn Vader gaan. Net als Hij al tegen de Joden heeft gezegd (Jh 7:34; Jh 8:21), zegt Hij nu ook tegen Zijn discipelen dat zij daar niet kunnen komen. Dat komt omdat Hij naar een volkomen ander terrein zal gaan dat buiten deze wereld ligt. Het ligt in de wereld van de opstanding. Het heengaan van de Heer naar die nieuwe plaats is niet zonder gevolgen voor de bestaande banden op aardse grondslag. De discipelen kunnen Hem nu niet volgen naar Zijn nieuwe plaats. Hij wil hen erop voorbereiden dat zij Hem voorlopig nog niet zullen kunnen volgen. Voor de tijd dat ze nog op aarde zijn, wijst Hij hen op een nieuwe manier van omgaan met elkaar die geheel past bij de sfeer van de plaats waar Hij heengaat. Die nieuwe manier is de liefde die zij onder elkaar als kinderen van God zullen hebben. Het grote kenmerk van de familie van God is liefde, want God is liefde. Terwijl de Heer Jezus daarboven omgeven is door heerlijkheid, hebben de kinderen van God op aarde elkaar lief. Als Hij niet meer bij hen is als de belangrijkste zuil waartegen zij kunnen leunen en steun kunnen zoeken in een vijandige wereld, moeten zij deze steun bij elkaar vinden. Die steun kunnen ze elkaar niet geven in eigen kracht, maar in de werkzaamheid van de nieuwe natuur die zij van Hem hebben gekregen door het geloof in Hem. Die nieuwe natuur is liefde. Als zij zo met elkaar omgaan, zal men hen als discipelen van Christus kennen. Wat zal daar een getuigenis van uitgaan! Deze nieuwe plicht, het liefhebben van elkaar, vloeit voort uit een nieuwe verhouding tussen Hem Die in de hemel is en hen die op aarde zijn. Dit zal een overtuigend bewijs zijn voor de mensen om hen heen dat zij volgelingen van Hem zijn. Hun liefde onder elkaar zal getuigen van Hem Die deze liefde in Zijn leven en in Zijn dood volmaakt heeft getoond en ook nu nog heeft: een onfeilbare liefde. Hun liefde moet zijn van Zijn ‘materiaal’ en naar Zijn model, zodat deze liefde zal blijven, ook als Hij weg is. Het gaat hier niet om de liefde voor verloren mensen, hoe belangrijk ook, maar om het onbaatzuchtig zoeken van het goede voor de broeder en zuster. Het gaat om het elkaar liefhebben als discipelen van Christus overeenkomstig Zijn liefde. Wanneer Hij zal zijn opgestaan uit de doden, zullen deze nieuwe verbindingen tot stand gebracht worden en op steeds duidelijker wijze zichtbaar worden. Wat de Heer hier zegt, noemt Hij “een nieuw gebod”, want het gaat om de broeder, niet om de naaste. Het gebod om de naaste lief te hebben behoort tot de geboden van het Oude Testament (Lv 19:18). Die geboden zijn gegeven om daardoor het leven te krijgen. Dat is door de zondigheid van de mens onmogelijk gebleken. Het nieuwe van het gebod dat de Heer geeft, is dat Hij het leven geeft waardoor de discipelen elkaar kunnen liefhebben. De opdracht is daardoor een vanzelfsprekendheid, we doen het als vanzelf. Het is een gebod dat waar is in Christus en door Hem is waargemaakt. En omdat Hij ons leven is, is het ook waar in ons en kan het door ons worden waargemaakt (1Jh 2:8). Dat kan niet van de wet worden gezegd.
Copyright information for
DutKingComments