John 13:5-11

De voetwassing

Als de Heer Zich op Zijn dienstwerk heeft voorbereid, giet Hij water in het bekken en begint de voeten van de discipelen te wassen om die daarna af te drogen met de doek waarmee Hij Zich heeft omgord. De voetwassing die de Heer verricht, heeft een geestelijke betekenis. De Heer dient hier als Slaaf. Toen Hij Mens werd, heeft Hij de gestalte van een Slaaf aangenomen (Fp 2:7). Deze positie en dienst van Slaaf geeft Hij nooit meer op (Lk 12:37; Ex 21:5-6).

We zouden kunnen denken dat Hij wel ophield Slaaf te zijn toen Hij de heerlijkheid binnenging. Hij laat ons hier zien dat dit niet het geval is. Hij begint hier een nieuwe dienst bij de Zijnen die bestaat uit het verwijderen van de onreinheid die zij hebben opgelopen in hun wandel door de wereld. Voor deze reiniging gebruikt Hij het Woord van God dat met water wordt vergeleken (Ef 5:26; Jh 15:3). Als we Gods Woord lezen, bewerkt Hij daardoor dat onze gedachten weer schoon worden. Als er dingen in ons leven zijn die verkeerd zijn, maakt Hij ons daarop opmerkzaam door Zijn Woord. We kunnen dat dan belijden en wegdoen. Dat is de reiniging die Hij bewerkt.

Voor deze reiniging gebruikt de Heer water en niet bloed. Het gaat hier om het voorstellen van de waarheid, dat wil zeggen van Gods Woord als dat wat reinigt. Het bloed heeft meer het aspect van verzoening. Hij gebruikt het Woord om hen te reinigen die al verzoend zijn door het bloed. Het bloed reinigt met het oog op God, het water reinigt met het oog op de gelovige. Het bloed is ook slechts één keer toegepast. God ziet altijd de waarde ervan. De uitwerking is eeuwig. De gelovige is eens voor altijd door het bloed geheiligd (Hb 9:12; Hb 10:14). De toepassing van het bloed hoeft nooit herhaald te worden, net zomin als iemand die eenmaal uit God geboren is, nog eens uit God geboren zou moeten worden.

Nadat de Heer de voeten heeft gewassen, droogt Hij die af met de linnen doek waarmee Hij was omgord. Ook het afdrogen heeft een belangrijke geestelijke betekenis. Het afdrogen van de voeten betekent het wegdoen van de herinnering aan de reiniging. Als iemand door de Heer van een zonde is gereinigd door Zijn Woord, komt Hij daar niet meer op terug. Dat is ook voor gelovigen onder elkaar van belang. Als een gelovige zondigt en iemand anders maakt hem dat duidelijk en de zonde wordt beleden, dan is die zonde weggedaan. Die zonde mag de ander niet worden nagedragen.

Deelhebben met de Heer Jezus

Als de Heer bij Petrus komt om hem de voeten te wassen, verzet Petrus zich. Hij vindt het ongepast dat de Heer hem de voeten gaat wassen. Hij is toch de Heer? Dan kan niet waar zijn dat Hij, de Heer, Zich voor hem neerbuigt. Petrus openbaart hier een karaktertrek die velen van ons ook hebben. We willen soms die nederige dienst niet zelf verrichten, maar soms weigeren we ook dat die dienst aan ons wordt verricht, waarbij wij onze weigering wel anders zullen motiveren dan Petrus hier doet. Zo’n houding laat zien dat wij de zonde toch niet zo erg vinden. Wij moeten leren – en het moet door wat de Heer hier doet, diep tot ons doordringen – dat de verontreiniging die wij oplopen door ons gaan door de wereld zo erg is, dat niets minder dan de vernedering van Christus ons ervan kan reinigen.

De Heer antwoordt Petrus dat hij nu nog niet weet wat Hij doet, maar dat hij het hierna wel zal begrijpen. Daarmee bedoelt Hij dat Petrus het pas ten volle zal begrijpen als de Heilige Geest is gekomen. Misschien is het ook mogelijk dat de Heer hiermee vooruitwijst op Zijn verklaring die Hij na afloop van de voetwassing geeft. Nog iets waaraan we misschien mogen denken, is dat Petrus het zal begrijpen als hij de geestelijke werkelijkheid ervan heeft ervaren wanneer hij na zijn verloochening van de Heer door Hem hersteld wordt.

Petrus is niet erg onder de indruk van de woorden van de Heer. Hij bindt niet in, maar spreekt Hem krachtig tegen. Hij zal nooit meewerken aan wat hij een te vernederende daad voor de Heer vindt. Met dezelfde krachtige uitspraken heeft Petrus ook gezegd dat de Heer niet zou lijden en sterven (Mt 16:21-23). Hij spreekt zonder zelfkennis en zonder kennis van de Heer. De Heer houdt hem voor wat de gevolgen zijn als Hij hem niet wast. Dan zal hij geen deel met Hem hebben.

De Heer zegt niet: ‘Dan heb je geen deel aan Mij.’ Iedere gelovige heeft deel aan Hem. De Heer spreekt over “deel met Mij”. Dat betekent dat een gelovige samen met Hem deelheeft aan alles wat Zijn deel is, dat is alles wat de Vader Hem heeft gegeven (Jh 13:3). Hij heeft van eeuwigheid altijd alles in handen als de eeuwige Zoon en de Schepper. Maar Hij is Mens geworden en nu zal Hij als Mens bezitten wat altijd al als de eeuwige Zoon Zijn bezit is geweest. Daardoor is het mogelijk geworden om het te delen met mensen. Zo hebben wij het leven van Hem gekregen omdat Hij het leven is.

Om met de Zoon deel te hebben aan wat Hij als Mens heeft gekregen, is het nodig dat de gelovige wordt gereinigd van alles waardoor hij wordt verontreinigd. We moeten dan niet eens zozeer aan concrete zonden denken, hoewel zonden natuurlijk een verhindering zijn om samen met de Zoon te kunnen genieten van wat de Vader Hem heeft gegeven. Het gaat om het oplopen van verontreiniging louter door het feit van ons gaan door de wereld. Het gaat om een verontreiniging waar we niets aan kunnen doen, maar die er evengoed wel is. De Heer Jezus wast de voeten van de discipelen omdat zij van het lopen door de straten van Jeruzalem onvermijdelijk vuil zijn geworden.

Zo worden ook wij in geestelijk opzicht verontreinigd als we door de wereld gaan. Ongevraagd of ongezocht zien en horen we dagelijks dingen die onze geest bevuilen en onze gedachten kunnen beïnvloeden. Daarom is de dagelijkse reiniging daarvan nodig (2Ko 7:1). Die dagelijkse reiniging ondergaan we als we biddend Gods Woord lezen. Onze geest en onze gedachten worden door het lezen van het Woord van God schoon gewassen. Geen enkele gelovige kan daarbuiten. Deze dienst van reiniging doet de Heer Jezus aan ons als we Zijn Woord lezen. Hij kan dat ook doen door iemand die we in een samenkomst Gods Woord horen uitleggen of toepassen, of als iemand bij ons komt en ons op iets uit Gods Woord wijst.

Helemaal rein, maar niet allen

Als de Heer hem dit heeft voorgehouden, valt Petrus in het andere uiterste. Hij wil dat de Heer niet alleen zijn voeten wast, maar ook zijn handen en zijn hoofd. Maar ook dat is niet de bedoeling. De Heer gaat op de overtrokken reactie van Petrus in door verder belangrijk onderwijs te geven, zoals Hij dat telkens doet na uitspraken of reacties waaruit blijkt hoezeer Zijn woorden verkeerd worden begrepen. Hij is een Leermeester vol geduld.

Hij verklaart aan Petrus – en aan ons! – dat er twee vormen van wassen zijn. Er is een eenmalige wassing van het hele lichaam. Dat ziet op wat er is gebeurd bij onze bekering (1Ko 6:11; Tt 3:5). Het is de eenmalige geestelijke vernieuwing door het Woord onder de werking van de Geest die niet wordt herhaald (Jh 3:3-6). Het is het ontvangen van nieuw leven, waardoor we kinderen van God geworden zijn. Wie eenmaal een kind van God is, kan dat niet een tweede keer worden. Daarna is het nodig om regelmatig de voeten te wassen. Dit regelmatig wassen gebeurt eveneens door het Woord (Ps 119:9).

Van de beide vormen van wassen hebben we een beeld in wat er met de priesters in het Oude Testament gebeurde. Als een zoon van Aäron tot priester werd gewijd, werd hij bij die gelegenheid helemaal gewassen (Lv 8:6). Die handeling werd niet herhaald. Als de priester het heiligdom binnenging om dienst te doen, moest hij zijn handen en voeten wassen in het wasvat (Ex 30:19). Dat moest hij telkens doen als hij in het heiligdom dienst ging doen.

Deze herhaalde handeling is wat de Heer hier voorstelt in de voetwassing. Alleen is hier geen sprake van het wassen van de handen, maar van de voeten, want de voeten spreken van de wandel en dat ziet op ons hele gedrag. De voetwassing is, om nog even bij het beeld van de dienst in de tabernakel te blijven, de voorbereiding voor het ingaan in het heiligdom in Johannes 14-16 en het ingaan in het allerheiligste in Johannes 17.

In Zijn onderwijs aan de discipelen zegt de Heer dat iemand die geheel gewassen is, helemaal rein is en daarom alleen nodig heeft zich de voeten te laten wassen. Er is echter een uitzondering onder de discipelen, iemand voor wie al dit onderwijs over de voetwassing niet geldt. Er is er één onder hen die niet geheel rein is omdat hij niet geheel gewassen is, dat wil zeggen omdat hij zich niet heeft bekeerd en geen nieuw leven heeft. De Heer kent die ene uitzondering en Hij weet ook wat er in het hart van die discipel is. Het hart van die discipel is niet verbonden met Zijn hart. Er is geen levensverbinding tussen Hem en die discipel. Daarom geldt wat Hij heeft gezegd, niet voor een man als Judas.

Copyright information for DutKingComments