John 15:18-21

Gehaat door de wereld

Terwijl gelovigen elkaar onderling liefhebben, bevinden zij zich in een wereld die hen haat. Hun liefde onder elkaar wekt de haat van de wereld op. De wereld moet niets hebben van de liefde van God, waar die ook maar zichtbaar wordt. Het elkaar liefhebben stelt ons bloot aan de haat van de wereld die door de satan wordt bestuurd.

De liefde van de discipelen onder elkaar staat in schril contrast met de haat van de wereld. Van binnen liefde, van buiten haat, dat is de positie als resultaat van de verwerping en de dood van de Heer Jezus. Wij zijn in staat dat om te keren. We kunnen koud en onverschillig worden tegenover onze broeders en zusters, terwijl we ons best doen ons te verzekeren van de liefde van de wereld.

Net als de onderlinge liefde wordt de haat van buiten ontstoken doordat wij blijven in de liefde van de Heer Jezus. Dat hoeft ons niet te verbazen, want dit is ook het deel van Christus geweest tijdens Zijn leven op aarde. De wereld haat ons vanwege Hem. Wat ons overkomt, is eerst Zijn deel geweest. De wereld heeft op haar eigen manier lief hen die bij haar horen. De wereld haat hen die van Christus zijn omdat ze niet langer van de wereld zijn.

Niet onze fouten zijn de ware oorzaak van de haat van de wereld, maar wat de wereld in ons herkent van de genade en uitnemendheid van Christus. De genade maakt de mens tot niets en God en Christus tot alles. Genade spaart de zonde niet en redt de zondaar. Deze dingen zijn onverdraaglijk voor het vlees, dat vijandschap is tegen God (Rm 8:7). De haat van de wereld is ons deel, niet alleen omdat we niet meer van de wereld zijn, maar omdat Hij ons heeft uitverkoren.

Het feit dat wij alleen bij Hem konden gaan horen door Zijn uitverkiezing, laat het karakter van de wereld duidelijk zien. De wereld zou ons nooit laten gaan als de Heer Jezus ons niet had uitverkoren en door Zijn macht had geroepen. Dat dit de haat van de wereld oproept, is door de Heer voorzien. In dit verband herinnert Hij Zijn discipelen eraan dat Hij heeft gezegd dat een slaaf niet groter is dan zijn Heer (Jh 13:16). Dat geldt voor het dienen van de medegelovigen, waarop de Heer het in Johannes 13 toepast (Jh 13:15), maar het geldt ook voor de haat en vijandschap die zij van de wereld zullen ervaren. De slaaf mag niet verwachten dat hij vrij zal blijven van wat zijn Heer is overkomen.

De verbinding van de discipelen met Christus wekt haat op die zich uit in vervolging. Die verbinding ervaart de wereld als zij het woord hoort dat de discipelen spreken. Als dat het woord van Christus is, zal dat openbaar maken wat er in de hoorder is. Wie Zijn woord heeft aangenomen, zal ook het woord van de discipelen aannemen. Als Zijn woord is verworpen, zal de slaaf op geen ander lot hoeven te rekenen. Christus is veracht en verworpen en dat zal ook het deel van de slaaf zijn. Slaven en hun woord zullen beide met verachting worden behandeld omdat dan door Zijn Persoon en Zijn woord God te dichtbij wordt gebracht.

De Zoon gehaat door de wereld

Het uiten van haat door de wereld tegen de discipelen vindt zijn oorzaak in de Naam van Christus. Ze weten niet wat Zijn Naam aan heerlijkheid zowel in zegen als in oordeel inhoudt. Dat komt door hun onbekendheid met de Vader als Degene Die Hem heeft gezonden. Ze matigen zich aan dat ze de Vader eren; maar als Christus, de Zoon van de Vader, Hem verklaart, verwerpen zij Christus. Daardoor tonen zij dat ze Hem, Die de Zoon heeft gezonden, niet kennen. Als de wereld er ook maar iets van wist, zou ze zich niet op die manier openbaren. Het bewijst de totale verblinding aangaande de Vader. De wereld kan niet anders dan zich vijandig openbaren.

De openbaring van de Vader in de Zoon heeft hun zonde aan het licht gebracht. De woorden die de Heer Jezus als de Zoon tot de wereld heeft gesproken, zijn de woorden van de Vader. Dat valt niet te ontkennen en toch doen ze het. Hetzelfde geldt voor de werken die Hij heeft gedaan. Ook die vallen niet te ontkennen als werken van de Vader, maar toch doen ze dat. Als Hij dat alles niet zou hebben gedaan, zouden ze niet te beschuldigen zijn geweest van de zonde van verwerping. Nu echter zo overduidelijk is gebleken dat de Zoon van de Vader als Mens onder hen is en zij Hem desondanks verwerpen, is er geen excuus voor hun zonde.

Nooit heeft een mens en nooit heeft God zo gesproken als in Christus (Hb 1:1). Profeten hebben gesproken namens God, maar zij waren feilbare mensen. Na het getuigenis dat ze hadden afgelegd, was er weer zwakheid en konden ze God zelfs vergeten. Nu heeft de Vader de Zoon gezonden en Die heeft hun niet de wet voorgehouden, maar heeft in liefde tot hen gesproken. Wie de wet afwijst, zou dat kunnen doen met de verontschuldiging dat hij die toch niet kan houden. Wie de liefde afwijst, doet dat omdat hij die niet wil. Het overtuigende bewijs van de zonde van de wereld is gebleken in de verwerping van Hem Die God in genade is.

Treffend komt de doelbewuste verwerping van Christus door de wereld en dan vooral door de godsdienstige leiders tot uiting in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden. Daar horen we hen zeggen als de heer van de wijngaard ten slotte zijn geliefde zoon zendt: “Deze is de erfgenaam; komt laten wij hem doden en de erfenis zal van ons zijn” (Mk 12:6-7).

Na deze moord met voorbedachten rade is de wereld als geheel afgeschreven. Wij hebben dan ook van de wereld als zodanig niets meer te verwachten. Wat iemand met de Zoon doet, doet hij met de Vader. Dat zij zich niet voor de Zoon neerbuigen, maar juist in opstand komen tegen Hem omdat Hij de Zoon is, is het bewijs van hun haten van de Vader. Zij haten de Vader zoals zij de Zoon haten en dat maakt dat hun zonde zonder excuus is. De woorden en werken van de Zoon zijn de woorden en werken van de Vader. De Zoon verwerpen is tegelijk de Vader verwerpen. Het volmaakte evenwicht tussen woorden en werken wordt in de Heer Jezus gevonden.

De Joden menen dat zij met God in verbinding staan, terwijl zij Zijn Zoon in haat verwerpen. Zij beroepen zich voor hun gedrag op de wet. Maar juist de wet waarop zij zich beroepen en waarin ze zich beroemen, spreekt op geen andere wijze van de verwerping van de Messias. Integendeel, de wet wordt vervuld in het woord dat over Hem geschreven staat en waarvan Zijn lippen nu de vervulling uitspreken (Ps 69:5).

De vervulling van dit woord is een bewijs van de bewuste verwerping van Christus. Er is geen enkele aanleiding voor het haten van Hem. Hij is immers altijd in liefde en genade en goedheid onder hen geweest. Toch hebben zij Hem gehaat. Het bewijst de boosheid van het hart van de mens en de waarheid van Gods Woord.

Copyright information for DutKingComments