John 15:6

De rank die geen vrucht draagt

In Jh 15:2 heeft de Heer al gesproken over de rank die geen vrucht draagt. Hier komt Hij daarop terug en zegt wat het lot van een dergelijke rank is. Hij spreekt over “iemand”, niet over ‘jullie’. Hij weet dat de elven in Hem zijn en dat zij daardoor rein en ook vruchtdragende ranken zijn. Maar als ‘iemand’, zoals een Judas, niet in Christus als de enige bron van vrucht verblijft, zal het fataal met hem aflopen.

Het gaat hier niet om iemand die een lid is van het lichaam van Christus. Wie daarvan een lid is, kan er nooit los van raken. De wijnstok en de ranken leggen de nadruk op de verbinding van gelovigen met Christus als een uiting van het nieuwe leven wat blijkt uit het dragen van vrucht. Verbinding met de Heer Jezus als levensbron is de voorwaarde voor het dragen van vrucht.

De Heer spreekt echter over de mogelijkheid dat iemand door woorden en daden belijdt met Hem verbonden te zijn, maar van wie na verloop van tijd blijkt dat het slechts een uiterlijke belijdenis is. Het loslaten van Christus betekent dan niet alleen dat er geen vrucht wordt gedragen door de rank, maar dat de rank verdort en dat hij in het vuur wordt geworpen om hem te verbranden. Het gaat niet om het lijden van schade of verlies van werken en loon (1Ko 3:13), maar om het verloren gaan (1Ko 9:27).

Wat de Heer hier zegt van de rank die geen vrucht draagt, kan onmogelijk van toepassing zijn op een ware gelovige. Een ware gelovige die geen vrucht voortbrengt, bestaat niet. Het leven mag zich nog zo zwak uiten, als er echt leven is, zal het zich uiten, al is het nog zo gering.

Copyright information for DutKingComments