John 17:23-26

Eenheid in de heerlijkheid

Nu gaat de Zoon spreken over de periode na het verblijf van de discipelen in de wereld. Hij denkt aan het moment dat zij bij Hem zullen zijn. Dan zullen ze de heerlijkheid hebben die Hij heeft gekregen. In Zijn gebed zegt Hij dat Hij de heerlijkheid die Hij heeft gekregen van de Vader, nu al aan hen heeft gegeven. Dat is de heerlijkheid die Hij als Mens van de Vader heeft ontvangen als beloning voor Zijn werk. In Zijn grote genade deelt Hij die heerlijkheid met de mensen die de Vader Hem heeft gegeven (Jh 17:6) en aan wie Hij ook al het eeuwige leven heeft gegeven (Jh 17:2). Juist omdat Hij als Mens die heerlijkheid van de Vader heeft gekregen, kan Hij die met mensen delen.

Het gevolg daarvan is dat allen die deze heerlijkheid delen een zijn op dezelfde wijze als de Vader en Hij een zijn. Het betreft ook een heerlijkheid die van de Vader komt, die Hij aan de Zoon heeft gegeven, en die de Zoon vervolgens aan de gelovigen schenkt. Daardoor kan de Heer Jezus zeggen dat het een eenheid is waarbij Hij ook in hen is en waarbij de Vader in Hem is. “Ik in hen en U in Mij” betekent dat de Zoon Zich in de gelovigen openbaart als Hij terugkomt, een openbaring waarbij ook de Vader geopenbaard zal zijn in Hem. Als die situatie is aangebroken, zijn de gelovigen volmaakt tot één geheel geworden. Dit is een derde eenheid, na de eenheid van de apostelen in Jh 17:11 en die van alle gelovigen nu op aarde in Jh 17:21.

In deze toekomstige, volmaakte eenheid is geen falen mogelijk. Als Christus terugkomt met de Zijnen in heerlijkheid, hebben zij dezelfde heerlijkheid als Hij (Fp 3:20-21) en zal de eenheid door de wereld worden gezien. De wereld zal de Vader in de Zoon zien en zij zullen de Zoon zien in de heiligen. Dan zal de wereld erkennen dat de Vader de Zoon heeft gezonden en dat de Vader de gelovigen heeft liefgehad zoals Hij de Zoon heeft liefgehad, want dat is niet te loochenen als de wereld Christus en de Zijnen in heerlijkheid zal zien (2Th 1:10).

De wereld zal ook erkennen dat de Vader ons heeft liefgehad, want het feit dat de gelovigen dezelfde heerlijkheid zullen bezitten als Christus, zal er het bewijs van zijn. Wat de wereld dan zal erkennen, is nu waar. Wat de wereld dan zal zien, wijst terug naar wat Hij en ook zij op aarde waren als voorwerpen van de liefde van de Vader.

De wil van de Heer Jezus voor de Zijnen

In de slotwoorden van Zijn gebed spreekt de Zoon ten aanhoren van ons nog eens nadrukkelijk de Vader met “Vader” aan. Wat Hij tegen de Vader zegt, is geen bede, het is zelfs geen vraag, maar het uitspreken van Zijn wil. Hier laat Hij Zijn Goddelijke wil horen, “Ik wil”, net zoals Hij eens tegen een melaatse zei: “Ik wil, word gereinigd!” (Mt 8:3). Hij doet dat niet omdat Zijn wil niet dezelfde zou zijn als die van de Vader, maar om ons duidelijk te maken dat Zijn wil volkomen die van de Vader is.

Wat Hij hier als Zijn wil bekendmaakt, is dat Hij ons bij Zich wil hebben op de plaats waar Hij is, in het Vaderhuis (Jh 14:3). Hij wil dat wij daar zijn om Zijn heerlijkheid aan ons te laten zien. Dat is niet Zijn heerlijkheid als de eeuwige Zoon, want die kent alleen de Vader volmaakt en kan door ons niet gezien worden (Mt 11:27). Er blijft voor ons, die schepselen zijn en blijven, een heerlijkheid in de Heer Jezus die absoluut alleen gekend kan worden door de beide andere Goddelijke Personen.

Het is ook niet de heerlijkheid die gezien zal worden bij Zijn openbaring voor de wereld, want die heerlijkheid zullen wij met Hem delen. Het is hier de heerlijkheid die de Vader Hem heeft gegeven op grond van Zijn verheerlijking door Hem op aarde. Hij ontvangt die heerlijkheid op grond van Zijn persoonlijke verhouding van liefde die de Vader van eeuwigheid voor Hem als de eeuwige Zoon had. We mogen zien hoe Hij als Mens daar eeuwig van geniet.

Wij zullen die heerlijkheid niet delen, maar wel zien in het Vaderhuis. Het is wel de heerlijkheid van Jh 17:5, de gegeven heerlijkheid, maar dan in een aspect van heerlijkheid dat alleen Hem toekomt. Wij zullen Hem dat ook van harte gunnen en Hem daarin bewonderen. Er zijn aspecten in Zijn heerlijkheid die te allen tijde uitgaan boven de heerlijkheid die wij met Hem mogen delen. Hij blijft als de Heerlijkste van allen ver boven ons verheven.

Het doorgaande werk van de Heer Jezus

In Jh 17:11 heeft de Heer Jezus Zich gericht tot de “Heilige Vader”, want Zijn heiligheid moet de afzondering van de discipelen in de wereld bepalen. Hier beziet Hij de wereld in haar zonde en verblinding en spreekt Hij tot de “Rechtvaardige Vader”. Hij spreekt ook niet over de wereld als het systeem dat Hem heeft gehaat, maar als het systeem dat de Vader niet heeft gekend toen de Vader in de Zoon tot de wereld kwam. Daartegenover stelt de Zoon dat Hij Hem wel heeft gekend en dat Zijn discipelen hebben erkend dat de Vader Hem heeft gezonden. Hij kent de Vader en de Zijnen kennen de Vader door Hem. Zij horen nu ook bij Hem.

Hij heeft de Naam van de Vader tot uiting gebracht in Zijn hele Wezen, zoals alleen Hij dat kon. Dat heeft Hij op aarde gedaan. Dat zal Hij ook doen vanuit de hemel en wel, opdat Hij de discipelen en ook ons het bewustzijn van dezelfde liefde van de Vader geeft dat Hij had toen Hij op aarde was.

Om elke aarzeling bij de discipelen weg te nemen voegt Hij eraan toe dat Hijzelf als hun leven in hen zal zijn. Niet alleen de liefde van de Vader voor de Zoon is in hen, maar de Zoon Zelf is in hen. Daardoor zijn zij in staat Zijn leven te leven. Dat leven betekent alles voor de Vader. De Vader zal hen dan ook liefhebben zoals Hij de Zoon heeft liefgehad toen Deze op aarde was. In zekere zin zal dan Christus alles in allen zijn in hen die Hem als hun leven hebben (vgl. 1Ko 15:28).

Copyright information for DutKingComments