John 17:5

De vraag om verheerlijkt te worden

De Heer Jezus heeft de Vader verheerlijkt op de aarde, deze kleine planeet in het onmetelijke universum, waar Hij door de zonde van de mens en diens geslacht zo onteerd is en nog steeds wordt. De Zoon kan dit zeggen vanuit de volmaakte wetenschap dat Hij in alles de wil van de Vader heeft gedaan en dus Hem heeft verheerlijkt. Dat zou een gewoon mens nooit kunnen zeggen, want wat een mens doet, is nooit volmaakt. De Zoon kan dat zelfs al van tevoren zeggen, want Hij is de eeuwige Zoon, hoewel Hij het werk als Mens heeft volbracht. Het werk waarover Hij hier spreekt, is het hele werk van de openbaring van de Vader.

Voordat wij in een levensverbinding met de Vader konden komen, moest de Vader eerst worden geopenbaard. De climax van die openbaring is het kruis. Dat is hier niet het kruis als de oplossing voor de nood van onze zonden, maar als de volledige openbaring van het hart van de Vader voor de Zijnen. Op grond van dat heerlijke werk vraagt de Zoon als de opgestane Mens om de heerlijkheid die Hij als God eeuwig bezit. Hij vraagt om een heerlijkheid die Hij nooit kwijt is geweest. Hij is Mens geworden, maar is niet opgehouden God te zijn en daarmee is Zijn heerlijkheid niet verdwenen.

Zijn vraag is dan ook om die heerlijkheid te ontvangen op een nieuwe wijze en wel als Mens. Als Mens heeft Hij die heerlijkheid nooit bezeten, want Hij was niet altijd Mens. Hij is Mens geworden en blijft dat tot in eeuwigheid. Nu vraagt Hij dezelfde heerlijkheid als Mens die Hij als Zoon eeuwig bezit. Dat is omdat Hij die heerlijkheid wil delen met ons, mensen. Als Hij niet Mens geworden was, had Hij Zijn heerlijkheid nooit met ons kunnen delen, want wij kunnen niet God worden.

Copyright information for DutKingComments