John 18:31
Pilatus en de Joden
De Heer is door het godsdienstige gezag veroordeeld; nu gaat Hij naar de burgerlijke macht. Overal is Hij een voorwerp van bespotting. Zo maken zij de maat van hun zonden vol en dat te meer naarmate de lankmoedigheid van God voortduurt. Nadat ze de hele nacht met Hem bezig zijn geweest, brengen ze Hem ’s morgens vroeg naar het pretorium, de ambtswoning van Pilatus. Opnieuw zien we de grote huichelachtigheid van de Joden, dit keer in hun weigering om het pretorium binnen te gaan. Ze ervaren het als verontreiniging om in dit gebouw van een heiden binnen te gaan, terwijl ze tegelijk op moord zinnen en valse getuigen tegen Gods Zoon zoeken. Tot welke daden is het godsdienstige vlees toch in staat! Ze zijn vol ijver voor de reinheid die bij hun plechtigheden hoort, maar onverschillig wat betreft het recht. Ze hebben er niet het flauwste besef van dat ze het ware Pascha ter dood brengen. Ook beseffen ze niet dat ze zo in schuldig ongeloof de stem van de wet vervullen tot hun eigen verderf, wat ook de plannen van God met betrekking tot de dood van Christus mogen zijn. Als ze Hem naar het pretorium hebben gebracht, komt Pilatus tot hen naar buiten. Hij moet wel, want zij willen, om zich niet te verontreinigen, niet naar binnen gaan. Om te weten waarom ze de Gevangene brengen, vraagt hij naar de beschuldiging. Om iemand te kunnen veroordelen is in elk geval een beschuldiging nodig. De Joden beantwoorden de vraag van Pilatus niet, maar vallen zijn vraag zelf aan. In huichelachtige verontwaardiging stellen zij dat zij toch niet zo onrechtvaardig zijn iemand te brengen die geen boosdoener zou zijn. Pilatus zou toch beter moeten weten. In de woordenwisseling die tussen Pilatus en de Joden volgt, wil de een de ander de verantwoordelijkheid opleggen om de Heer Jezus ter dood te brengen. Pilatus geeft hun toestemming Christus naar hun wet te oordelen, maar de Joden hebben daar geen zin in. Het gaat er niet om dat ze dat niet willen of niet durven, maar ze willen een officieel vonnis, zodat later de rechtsgeldigheid ervan niet in twijfel getrokken kan worden. Daarom schuiven zij de verantwoordelijkheid weer terug naar Pilatus door hem erop te wijzen dat zij volgens het Romeinse recht niet zelf een doodvonnis mogen uitvoeren. Het bewijst hun doortraptheid. Zodra het hun uitkomt, doen ze een beroep op het gezag dat ze haten. Noch Pilatus, noch de Joden bepalen echter de wijze waarop de Heer Jezus zal sterven. Hij zal niet de Joodse doodstraf krijgen, die door steniging wordt voltrokken. Hij zal de dood aan het kruis moeten sterven, de doodstraf die door de Romeinen wordt toegepast. Hij heeft dit Zelf voorzegd (Jh 3:14; Jh 8:28; Jh 12:32-33). Hierdoor zullen Jood en heiden schuldig staan aan Zijn dood (Hd 4:27-28).
Copyright information for
DutKingComments