John 19:26-27

Zie, uw zoon – zie, uw moeder

Als de Heer Zijn moeder ziet en Johannes bij haar ziet staan, richt Hij om te beginnen het woord tot haar. Hij is niet met Zichzelf bezig. Hij is bezig met Zijn moeder van Wie Hij weet dat zij zorg en bescherming nodig heeft. Hij vertrouwt haar toe aan de zorg van Johannes. Hij zegt tegen haar dat zij Johannes als haar zoon mag zien en vanuit die vertrouwelijke relatie zijn zorg mag ondervinden. We kunnen hieruit opmaken dat Jozef al is gestorven. Hij kon haar ook niet aan Zijn broers toevertrouwen, want zij geloofden niet in Hem (Jh 7:5).

Opmerkelijk is dat de Heer Zijn moeder aanspreekt met “vrouw”. Hij wil de indruk voorkomen dat Hij Zich in Zijn zorg voor Zijn moeder slechts door natuurlijke gevoelens zou laten leiden (vgl. Jh 2:4). De rooms-katholieke kerk pleegt een afschuwelijke afgoderij met haar verering van Maria. Deze afgoderij is op geen enkele manier met de woorden van de Heer te rechtvaardigen.

Hij richt ook het woord tot Johannes en beveelt Zijn moeder in zijn zorg aan. De manier waarop de Heer Jezus Zijn moeder en Johannes aan elkaar verbindt, getuigt van de volmaaktheid van Zijn menselijke gevoelens. Met de oproep “zie” tot ieder van hen zegt Hij dat ze naar elkaar moeten kijken in het bewustzijn van de verhouding die Hij zojuist heeft vastgelegd. In onze zorg voor elkaar moeten wij ook naar elkaar kijken in overeenstemming met de verhouding waarin de Heer ons ten opzichte van elkaar heeft geplaatst.

Copyright information for DutKingComments