John 19:9-11

De Heer opnieuw voor Pilatus

De besluiteloosheid van deze gezagsdrager is tragisch. Hij is verstrikt geraakt in een situatie die hij nooit heeft gewenst en werkt zich, door alle pogingen zich te bevrijden, steeds vaster in de strik. Hier valt geen politiek te bedrijven, hier is geen diplomatieke oplossing te bedenken. Hier vinden gebeurtenissen plaats die van Hogerhand worden bestuurd en waarin hij gedwongen wordt tot een keus die hij niet wil maken, maar toch moet maken.

Pilatus gaat opnieuw in de rechtszaal en stelt de Heer de vraag waar Hij vandaan is. Als de vraag de uitdrukking was geweest van een geestelijke oefening, had de Heer zeker geantwoord, zoals in het begin van dit evangelie op de vraag: “Waar verblijft U” (Jh 1:39)? Nu geeft Hij geen antwoord. Hij laat Zich nooit dwingen, maar laat Zich volmaakt leiden door Zijn Vader.

Pilatus is zichtbaar beledigd dat de Gevangene hem niet antwoordt. Hoe zal hij het nu hebben. Wat een brutaliteit! Dreigend spreekt hij tot de Heer over de macht of bevoegdheid die hij heeft, zowel om Hem los te laten als om Hem te kruisigen. Evenals eens Nebukadnezar zal Pilatus gedwongen worden te erkennen bij Wie werkelijk de macht ligt (Dn 4:32b). Met wat hij over zijn macht zegt, velt Pilatus het oordeel over zijn eigen onvermogen. Formeel heeft hij die macht, maar moreel is hij in de macht van de menigte en nog veel meer in de macht van Hem Die als Gevangene voor hem staat.

Dat ervaart hij als de Heer tegen hem zegt hoe het werkelijk met zijn macht zit. Pilatus ervaart hier dat de Gevangene de plaats van de Rechter inneemt en op rustige toon spreekt van een hoger gezag dan dat van de keizer. De tijdelijk begrensde autoriteit waarover Pilatus beschikt, is hem verleend door de Mens Die voor hem staat. Die Mens bepaalt de maat van de schuld zowel van Pilatus als van de Joden. Die Mens is namelijk de Zoon aan Wie de Vader alle oordeel heeft gegeven (Jh 5:27). Hij Die voor Pilatus staat, is Zelf ‘van boven’. Hij heeft hem die macht gegeven, maar Pilatus misbruikt die macht.

Pilatus, de heiden, is overduidelijk schuldig, maar Judas en Kajafas en de Joden zijn nog schuldiger. Pilatus heeft van God gezag gekregen in de wereld, maar de Joden hebben de woorden van God toevertrouwd gekregen, woorden van de levende God die getuigen van de Zoon. De Zoon is het middelpunt en voorwerp ervan. Deze heeft aan de wereld woorden, werken en wegen laten horen en zien die de wereld nooit eerder heeft gehoord en gezien, en zo Iemand verwerpen zij.

Copyright information for DutKingComments