John 3:20

In de Zoon geloven of niet geloven

Wie de Heer Jezus in het geloof als Redder aanneemt, wordt niet geoordeeld en is ook niet langer een voorwerp van oordeel. De Persoon van de Zoon van God is de grote test voor allen. Het is indringend dat het oordeel verbonden wordt aan het niet geloven “in de Naam van de eniggeboren Zoon van God”. Dat legt de nadruk op het afwijzen van Hem Die voor God de unieke Zoon is naar Wie al Zijn welbehagen uitgaat. Wie dat veracht, zondigt tegen zijn leven.

De wet is niet de grote test voor de mens. De wet heeft de mens wel bekendgemaakt met Gods heilige eisen. Daardoor is de zonde van de mens openbaar geworden omdat hij niet aan Gods heilige eisen heeft voldaan. Als gevolg daarvan moet het oordeel komen, zonder dat er een uitweg is. De wet heeft alleen het oordeel (Gl 3:10). De Zoon biedt die uitweg wel.

De mens wordt niet langer geoordeeld door de wet die aan Israël was gegeven, maar door het licht dat in de wereld is gekomen. Het licht maakt alles openbaar, niet alleen wie de mens is, maar ook Wie God is. Het komt nu niet meer aan op het houden van de wet, maar op het zichzelf zien in het licht en het geloven in de Zoon van God.

De aanwezigheid van het licht toont de volkomen verdorvenheid van de mens, die bewust het licht afwijst ten gunste van de duisternis. Dat komt omdat zijn werken boos zijn en hij die niet wil loslaten. Het gaat dan ook niet slechts om ongeloof. Zijn werken zijn de grote blokkade om te geloven. Daarom wordt de zondaar voor de grote, witte troon geoordeeld om zijn werken (Op 20:12), niet om zijn ongeloof. Mensen willen niet geloven omdat ze kwade dingen bedrijven en dat ook nog graag doen.

Als het licht komt dat deze werken bestraft, komen deze mensen in verzet. Ze willen helemaal niet ophouden met het bedrijven van kwade dingen. Hun haat van het licht wordt openbaar. Ze willen niet tot het licht komen, want dat zou betekenen dat ze moeten ophouden met het bedrijven van kwade dingen en boze werken. Ze kiezen ervoor in de duisternis te blijven om verder te kunnen gaan met het bedrijven van kwade dingen. Daarom verwerpen ze het licht. Hoe kunnen zulke mensen geschikt zijn om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht (Ko 1:12)?

Tegenover het bedrijven van kwade dingen staat het doen van de waarheid. Wie de waarheid doet, komt tot het licht. De waarheid en het licht horen bij elkaar. In de waarheid is niets verborgen, alles vindt plaats in het licht. Wie de waarheid doet, laat zien dat hij vanuit God leeft. Zijn leven geeft getuigenis dat God de bron van zijn werken is. Zijn leven heeft niets wat heimelijk wordt gedaan.

Copyright information for DutKingComments