John 3:29

Verschil tussen Christus en Johannes

Johannes geeft getuigenis van de onmogelijkheid om vanuit zichzelf de waarheid over Christus aan te nemen. Om zicht te krijgen op Wie de Heer Jezus is, moeten de ogen vanuit de hemel, dat is door God, worden geopend. Het is onmogelijk dat een mens dat aanneemt, zonder een openbaring van God. Er is immers niemand die God zoekt (Rm 3:11). Johannes wijst zijn discipelen erop dat ze zelf hebben gehoord dat hij heeft gezegd dat hij de Christus niet is en dat zij op hun beurt ook weer getuigen van wat Johannes heeft gezegd over zichzelf.

Zijn discipelen weten ook dat hij vóór de Christus uit is gezonden. Johannes heeft op geen enkele manier iets van Christus voor zichzelf opgeëist. Hij kent zijn plaats ten opzichte van Hem. Iedere ware dienaar zal weten dat hij slechts een gezondene is en dat het doel van zijn zending is te wijzen op de Heer Jezus (Hd 26:16-17). Niemand kan prediken zonder gezonden te zijn (Rm 10:15).

Na het getuigenis over zichzelf in verbinding met Christus, spreekt Johannes vervolgens over zijn persoonlijke verhouding tot Hem en de vreugde die hij daarin vindt. Hij spreekt over Hem als “de Bruidegom”. Hij noemt ook de bruid, zonder te zeggen wie dat is. Ook hierin neemt Johannes de doper de juiste plaats in. Hij weet dat hij niet in die intieme relatie tot Christus staat als de bruid.

Hoewel hij zichzelf dan niet tot de bruid rekent, heeft hij toch ook een speciale relatie met de Bruidegom en wel die van vriend. Hij is de vriend van de Bruidegom die zich verheugt over alles wat de Bruidegom zegt (Op 19:7). Toen Simeon de Heer Jezus in zijn armen had, kon hij zeggen dat hij in vrede kon heengaan omdat zijn ogen de behoudenis hadden gezien in Hem Die hij in zijn armen had (Lk 2:28-32). Op dezelfde wijze kan Johannes zeggen dat zijn blijdschap vervuld is nu hij de stem van de Bruidegom heeft gehoord.

Met die volle vreugde in zijn hart spreekt Johannes het verlangen uit dat de Heer Jezus meer, maar dat hij minder moet worden. Hij spreekt deze woorden over zichzelf en zegt dit tegelijk tot zijn discipelen. Ook voor hen moet de Heer Jezus meer worden en hij, Johannes, minder. Dit is het antwoord op de vraag over het verschil tussen de Heer en hem waarmee zij bij hem gekomen zijn (Jh 3:26). Zo moet iedere dienaar terugtreden, opdat in de harten van hen die hij dient alle plaats en eer aan Christus gegeven zal worden.

Copyright information for DutKingComments