John 4:31-34

Het voedsel van de Heer

In hun zorg om hun Meester vragen de discipelen goedbedoeld of Hij niet iets wil eten. Ze zijn terug met het gekochte voedsel (Jh 4:8). Hoe goedbedoeld ook, weer laten de discipelen zien dat zij de Heer niet veel beter kennen en niet veel meer van Hem weten dan de vrouw. Zij kunnen, net als de vrouw, slechts aan de lichamelijke behoeften denken en dat terwijl de Heer bezig is met de geestelijke behoeften van de vrouw.

Dan spreekt Hij tot hen over een soort voedsel dat Hij heeft om te eten en dat zij niet kennen. Dat voedsel is het doen van de wil van de Vader (Jh 4:34). Zijn liefde voor de Vader brengt Hem daartoe. Dat is het voedsel dat kracht geeft aan hen die vermoeid zijn en dat de sterkte vermeerdert van hem die geen kracht heeft (Js 40:29-31). Christus heeft uit de kracht van dat voedsel geleefd en gewerkt en is daarin een voorbeeld ook voor ons.

De discipelen begrijpen de reikwijdte van de woorden van de Heer niet. Ze kunnen nog steeds alleen maar aan aardse bronnen denken als het gaat om het voorzien in aardse behoeften. Een hemelse bron en met name de Vader om te voorzien in geestelijke behoeften staat nog buiten hun begripsvermogen. Ze kennen de Vader nog niet en zijn nog niet volledig gericht op het doen van de wil van de Vader, terwijl de Heer Jezus de Vader wel kent en volledig gericht is op het doen van Zijn wil.

Dan zegt de Heer waaruit Zijn voedsel bestaat, wat Hem de kracht geeft. Als gehoorzame, afhankelijke Mens krijgt Hij Zijn kracht uit het doen van de wil van de Vader Die Hij hier voorstelt als Degene Die Hem heeft gezonden om Zijn werk te volbrengen. Het volbrengen van Zijn werk is het bekendmaken van de Naam van Zijn Vader en het verheerlijken van Hem (Jh 17:4).

Copyright information for DutKingComments